Gezinsblad 10 Van Bavel
Broeder Dionysius doodgeschoten
Inleiding
Voordat ik u het verhaal over broeder Dionysius ga vertellen, iets moet mij toch nog van het hart over Breda. Ik heb namelijk midden jaren zeventig een middenkader-opleiding gevolgd bij Vroom & Dreesman voor een middenkaderfunctie. Ik heb in Brabant in diverse steden de opleiding gevolgd, waaronder Breda. De Bredanaar is van alle stedelingen in Brabant het meest sympathiek gebleken, uit eigen ervaring welteverstaan. Ik werd in Breda door dhr. Vroom als bedrijfsleider maar ook door het personeel amicaal, zeer vriendelijk en zorgzaam ontvangen. Met heel veel plezier heb ik daar gewerkt. In die tijd hadden ze nog een liftboy met bijpassend kostuum.
In Tilburg kwam ik als een koude douche in een gemeenschap van roddel en achterklap, terwijl ik toch zelf uit deze stad kom. Ik werd met argusogen aangekeken. Ik moest me aanpassen en de bedrijfsleider was verre van sympathiek. Carolus van Beurden deed twee keer per dag de ronde in de winkel, hij was op zoek naar zoveel mogelijk zichtbare gebreken in de winkel. Tegelijkertijd beoordeelde hij onze houding/gedrag. Hij had altijd wat op te merken. We waren op onze qui-vive en als angsthazen doorstonden we deze inspecties. Meer in de trant van Peter Gillis, zoals we die op televisie zijn controles zien uitvoeren op zijn vakantieparken: 'Vertrouwen is goed, controleren is beter'. Vreselijke tijd dus! In Den Bosch ervoer ik de collegae als ijskonijnen, alsof ze zonder hart functioneerden. Terwijl in Eindhoven ik enkel de zakelijkheid proefde.
Terug naar Breda, ik heb het Bisdom van Breda aangeschreven om meer informatie over Dionysius te verkrijgen, en bijna dezelfde dag kreeg ik antwoord. Een keurige mail en een doorverwijzing naar de kanselarij. Ook hier direct antwoord met de nodige informatie, met verwijzing naar het archief waar ik in contact kwam met broeder Bram. Deze man heeft me zo goed geholpen, ik gaf naar mijn vrouw aan dat ik bijna op het punt stond om in te treden. Dat vond zij toch een minder goed idee. En ook bij broeder Bram in no-time antwoorden op de vragen die ik heb voorgelegd. Super, heel veel dank.
Breda met zijn inwoners, jullie zijn nog steeds mijn favoriet.
Familiegeschiedenis
Voordat u het trieste verhaal leest over Franciscus van Bavel, is het goed dat ik duid hoe Franciscus te plaatsen in onze stamboom. Mijn overgrootvader was Johannes van Bavel (11-06-1858) en zijn oudste broer was Arnoldus (09-10-1850).
Arnoldus had 11 kinderen waaronder Franciscus. Franciscus (24 oktober) en mijn opa Petrus (30 mei) zijn van hetzelfde geboortejaar 1988. Zie onderaan de pagina het genealogisch overzicht.
Franciscus woonde en werkte als broeder van de kloosterorganisatie Broeders van Huijbergen in het Willibrordusgesticht in Nieuwe Dieststraat 10 in Breda.
Zoon van fabrieksarbeider Arnoldus Hubertus van Bavel (*09-10-1850 Tilburg +10-06-1928 Tilburg) en Mechtilda Hamers (*29-11-1846 Tilburg +30-11-1923 Tilburg). Hij was ongehuwd, Rooms-Katholiek en Geestelijke. Zijn kerkelijke naam was Dionysius. Hij is overleden in Breda en ligt begraven op het kloosterkerkhof van de Broeders van Huijbergen.
Foto uit 1936 Broeders van Huijbergen: Dionysius staat op de 2e rij 3e van links
St. Willibrordusgesticht
In het oorspronkelijke gebouw in de Nieuwe Dieststraat 10 werd op 6 oktober 1883 het 'RK Gesticht voor oude vrouwen' in gebruik genomen. De Diocesane Vereeniging voor Kinderbescherming kocht het pand in 1905 en verzocht de Broeders van Huijbergen de opvoeding van voogdijkinderen op zich te nemen. In 1934 bouwde architect C.A. Bom uit Breda een kapel aan de achterzijde. Het klooster werd in 1959 opgeheven en het gebouw is in 1976 gesloopt.
Uit de kroniek van de St. Franciscuskweekschool in Breda:
Juli 1936
Reis “St Jan“ naar Dinant. Broeder Gabriël en Dionysius mogen mee. San Francesco naar Langeweg…veel succes.
Ps. St. Jan was een school voor kinderen met leermoeilijkheden (BLO)
Januari 1937
Zilveren Professiefeest van broeder Dionysius gevierd. 8 ½ H Mis. Glaasje….diner, w.o. zang en muziek van “jazz-band”. ’s Avonds lezing van kapelaan van Lierop over nationaal socialisme. Viel zéér in de smaak. Prettige dag!
Huwelijk prinses Juliana. Lagere scholen, die op 4 en 5 januari gewerkt hadden, vrij!
November 1937
Onze preekstoel. Een geschenk van de familie van broeder Mattheus, arriveert. Ontwerp: broeder Aloysius en vervaardigd door de broer van broeder Aloysius.
De eerste preek erop!!!
Het personeel van de kweekschool, ook broeders Eugenius / Vincentius / Arnulphus / Renatus en Dionysius, gekeurd voor TBC: allen goedgekeurd (sommigen aanstonds en sommigen na een dag of 14). De rector en kapelaan Koopmans voorwaardelijk…zij moeten na een half jaar terugkomen. De kweekschool in de namiddag vrij, vanwege deze plechtigheid.
St Franciscus Xaverius Missieclub viert haar 1e lustrum. Avondvergadering. Pater Schouten S V D (rector te Uden) geeft een lezing met lichtbeelden over catacomben…heel mooi. Internen luisteren de vergadering met gezang op.
Doodgeschoten
Broeder Dionysius werd op 6 september 1944 – een dag na Dolle Dinsdag, tijdens een wandeling door de Feldgendarmerie doodgeschoten. De sterfakte vermeldt half acht 's ochtends als tijdstip van overlijden, neergeschoten door de Duitsers op 6 september 1944. Hieronder het relaas opgetekend door de broeders van het St. Willibrordus huis.
Er gaan geruchten dat er al vele auto’s met terugtrekkende Duitsers de grote wegen passeren. Scholen zouden vandaag moeten beginnen. Veel ouders vinden het te gevaarlijk om hun kinderen nu naar school te sturen.
’s Middags trekken colonnes Duitsers terug – de scholen sluiten om 3 uur. De mensen lopen uit en verwachten vanavond nog de Geallieerden. Op de grote wegen is het werkelijk druk van terugtrekkende Duitse wagens; ook op boerenkarren, op de fiets en te voet!!! De vlaggen worden klaargelegd.
Er was geen school. Een zenuwachtige stemming drijft de mensen de straat op. Men wil de Britten of Amerikanen verwelkomen. Overal scholen de mensen samen. De Duitsers schieten in de lucht en overal wordt samenscholen verboden. Om 8 uur binnen zijn. Enkele broeders gaan nog even wandelen. Broeder Dionysius wordt door een Duitser raak geschoten. Bij de zusters in de Leuvenaarstraat wordt hij binnengedragen. Direct bediend en naar het ziekenhuis vervoerd. Waarschijnlijk in het hart geraakt.
Geen enkele fabriek of bedrijf werkt er nog. Al vroeg in de morgen komt er bericht dat broeder Dionysius overleden is. Het eerste slachtoffer van de Congregatie in deze oorlog. Hij rustte in vrede. Het gebeuren maakt veel indruk. Geen van de broeders waagt zich nog op straat. Alleen broeder Joachim kan niet thuis blijven.
Gezongen requiemmis voor Broeder Dionysius. Weinig broeders gaan mee naar het kerkhof. Vooral de jongere broeders wordt aangeraden thuis te blijven. Op straat is het gevaarlijk …er worden veel jonge mensen opgepikt. We hadden al geruchten gehoord over Ste Marie, maar we konden en wilden ze niet geloven. Deze middag komt een telegram van de Alg Overste: Ste Marie totaal verwoest – Alverno staat er nog. Dat is slecht nieuws. In een bedrukte stemming wordt deze ramp besproken.
Slecht nieuws is ook dat de troepen niet verder optrekken. Het front schijnt vastgelopen te zijn. Fabrieken en bedrijven moeten weer beginnen. Enkele scholen in de stad proberen weer te beginnen, maar er komen weinig leerlingen zodat de vakantie nog verlengd wordt. In een wasmand wordt een radiotoestel binnengesmokkeld.
Veel vliegtuigen trekken over Breda. Er wordt overdag gemitrailleerd op het station op Duitse wagens op de Terheijdenseweg. Een paar burgers gedood! ’s Avonds hoort men in de verte het geschut dreunen.
Het mitrailleren neemt steeds toe. Het is niet meer gewaagd om op straat te komen. ’s Avonds onder het avondmaal geweldige dreunen. Angstig lopen de broeders de refter uit. Het schijnt op het vliegveld Gilze-Rijen te doen te zijn. Munitie – opslagplaatsen en kelders met bommen worden opgeblazen.
Enkele scholen zijn bij het wegtrekken van de Duitsers in het begin van september vrij gegeven. Nu echter wordt de St Tarcisiusschool en enkele klassen in de Aloysiusschool weer gevorderd.
Een geweldige luchtvloot bommenwerpers en zweefvliegtuigen trekken in Z-O richting over Breda. Nog nooit zoveel vliegtuigen gezien; men schat er meer dan 2000! Een zeker enthousiasme leeft weer op. Landingen uit de lucht. Van 1 tot 4 uur. De broeders zitten boven op het dak.
Nog meer vliegtuigen dan gisteren. De dakgoten bieden een rustig zitje.
De leken-onderwijzers worden opgeroepen om noodkaarten aan de bevolking uit te delen. Er zijn er te weinig opgekomen. Mgr van Oers vindt het goed dat een 15-tal broeders er aan meehielpen. In 3 dagen moet de hele bevolking een noodkaart hebben.
Vertraging in de financiën! De giro werkt niet meer! We krijgen gebrek aan kasgeld. Er wordt gedacht om de salarissen niet uit te betalen. Gelukkig kan de Leur ons helpen. Nu kunnen we weer een beetje voort.
Alles wat op de zolder bij de Zaanlandse Houthandel staat moet ook weer weg. ’t Gesjouw begint opnieuw. We proberen hier in de Leuvenaarstraat nog wat op te bergen …de rest laten we maar staan.
Een geslachte “krulstaart”’ (buiten de bon) wordt in de stromende regen binnengesmokkeld. Nu er noodkaarten uitgereikt zijn zal het misschien met het voedsel slechter worden.
’n Gerucht doet de ronde dat er dekens gevorderd zullen worden. Er wordt geïnformeerd wat ons te doen staat. Enkele oudere inleveren …dat kan wel!
In de St Willibrordus wordt door SS – mannen alles nagezocht of er niet meer dekens over zijn. Hier en daar worden ze gewoon van de bedden afgetrokken.
Aan de Nijverheidssingel worden mitrailleurnesten gegraven. Met de bunkers op de bruggen zal dat de verdediging van Breda moeten uitmaken. Verschillende fabrieken en opslagplaatsen worden leeggehaald.
Tabaksbladeren komen en masse van onze tabaksvelden binnen. Iedereen helpt mee om te zorgen dat we af en toe eens een onsje inlandse teelt kunnen verspreiden. Er is veel vrije tijd en in zenuwachtige tijd trekt men dubbel zo hard aan zijn pijp. Sommigen duurt het wachten lang!
Rector Uitdewilligen komt nu weer naar huis in Breda. Er was geen reisgelegenheid meer, zodat onze rector een dag of 14 niet aanwezig is geweest. Paters Capucijnen hebben ons weer prachtig geholpen.
De Rector heeft de verwoesting van Ste Marie gezien …het is verschrikkelijk.
Feldgendarmerie
De Feldgendarmerie was de Duitse militaire politie of veldpolitie en maakte deel uit van de Wehrmacht. Ze voerden onder meer bezettings- en bewakingstaken uit in gebieden die direct onder controle van de Wehrmacht stonden zoals België. Die taken varieerden van verkeers- en bevolkingscontroles tot de opsporing en executie van verzetsdeelnemers. De leden van de Feldgendarmerie droegen een metalen halsketting met een plakkaat waarop 'Feldgendarmerie' stond en kregen daarom de bijnaam Kettenhunde.
'Dolle Dinsdag'
'Dolle Dinsdag' is een term uit de Tweede Wereldoorlog, gemunt door Willem van den Hout, als aanduiding voor dinsdag 5 september 1944. Op die dag speelden zich in heel Nederland emotionele taferelen af naar aanleiding van de berichten dat het land nu elk moment bevrijd kon worden van de Duitse bezetting. De geallieerden hadden namelijk in de voorgaande dagen in hoog tempo terrein gewonnen. Het begrip 'Dolle Dinsdag' is, voor zover bekend, het eerst gebruikt in het nummer van 15 september van De Gil, het in schijn soms anti-Duitse weekblad dat de Abteilung Aktivpropaganda van het Reichskommissariat van begin maart 1944 deed verschijnen. Het was er in werkelijkheid op gericht, in de publieke opinie in bezet gebied zoveel mogelijk verwarring te stichten. Er werden in september van De Gil wekelijks nog tienduizenden exemplaren verkocht. Uiteraard is het mogelijk dat men vóór 15 september al in particuliere kringen, terugziende op wat die 5e september was gebeurd, van 'Dolle Dinsdag' heeft gesproken; het was een perfecte aanduiding.
Op zondag 3 september was Brussel bevrijd en op maandag 4 september was Antwerpen op de Duitsers veroverd. De optimistische Nederlanders rekenden dit tempo door: op 5 september zou men in Rotterdam kunnen zijn, op 6 september in Utrecht en Amsterdam, en de rest zou dan snel volgen. In Zuid-Nederland had men al het gebulder van de kanonnen kunnen horen.
Geruchten werden aangedikt, en al snel ging rond dat bepaalde plaatsen in Zuid-Nederland al bevrijd waren. In Rotterdam werd beweerd dat de geallieerden bij Moerdijk waren, en in Amsterdam werd beweerd dat ze in Rotterdam en Den Haag zouden zijn. Dit werd versterkt door een Brits radiobericht dat liet weten dat Breda inderdaad bevrijd zou zijn.
Het valse radiobericht over de niet-bestaande bevrijding van Breda had te maken met het feit dat ook het geallieerde opperbevel nauwelijks wist waar zijn eigen troepen waren, door de snelheid waarmee was opgerukt. Pas enkele dagen later zouden de geallieerden de Nederlandse grens overschrijden met verkenningspatrouilles, en op 14 september 1944 werd Maastricht als eerste belangrijke Nederlandse stad bevrijd.
Weekblad De Gil
De Gil, een als verzetsblad vermomd propagandakrantje dat door de bezetter werd bekostigd. Op 15 september kopte het blaadje over de gebeurtenissen op 5 september: GENERALE REPETITIE - DURE LES VAN DOLLEN DINSDAG. De Gil een satirisch blad dat angstvallig veel op een illegale krant leek, maar onder auspiciën van de bezetter verscheen en flink afgaf op de NSB (‘NSB-gespuis moet opgehangen worden’) en aldus aan de goede kant leek te staan. Intussen werd er in artikelen op heimelijke wijze Duitse propaganda bedreven.
Een van de redacteuren was Willem van den Hout, die onder zijn alias Willy van der Heide na de oorlog de populaire Bob Evers-jongensboekenreeks schreef. Hij was de geestelijk vader van de term ‘Dollen Dinsdag.’
Radio Oranje
Op dinsdag 5 september 1944 zegt premier Gerbrandy in een radiotoespraak dat de geallieerden de Nederlandse grens hebben overschreden. Door dit later fout gebleken bericht komt Nederland in een bevrijdingsroes. Heel Nederland dacht die dag bevrijd te worden van de Duitsers. Achteraf bleek het niet meer dan een gerucht te zijn. Duitsers en collaborateurs raken in paniek. Zij vluchten massaal weg uit Nederland richting Duitsland en veel papierwerk wordt snel vernietigd. Maar nog diezelfde dag wordt duidelijk dat er van een Duitse capitulatie geen sprake is. Het blijkt een illusie en snel komen de Duitsers terug en herstellen de orde.
Premier Gerbrandy schreef namelijk in Londen in een persbericht voor Radio Oranje dat Canadese soldaten in België op weg waren naar de Nederlandse grens en schreef dat ze die grens al hadden overschreden richting Breda. Hij had in de concepttekst het woordje 'naderen' veranderd door 'overschreden hebben'. Na de uitspraak van Gerbrandy kwam de Regeringsvoorlichtingsdienst met het bericht dat Breda was bevrijd. Een black-out van de premier? Pure lichtzinnigheid? Misplaatste euforie? Er is achteraf veel over gezegd en geschreven. Ook dat de BBC, slaapverwekkend van betrouwbaarheid die tijd, het bericht gewoon overnam. En inderdaad: in Breda werd buiten de polonaise gedanst, in Amsterdam meldde burgemeester De Vlugt, in 1941 ontslagen door de bezetter en vervangen door de NSB’er Voûte, zich op het stadhuis. Hij was er weer klaar voor. Deze consternatie heeft uiteindelijk broeder Dionysius het leven gekost.
Breda moest na Dolle Dinsdag nog bijna 2 maanden wachten voordat de echte bevrijding plaats vond.
Een gedeelte uit het boek 'Huijbergen en de uiteinden der aarde: de Broeders van Huijbergen 1854-2002. Geschreven door Rob Wolf, uitgegeven te Nijmegen in 2004.
Werkloze jongeren konden hier twee weken logeren en moesten in de omgeving allerlei karweitjes doen. De werkloosheid werd er niet minder door, maar het moreel van de jongens ging er wel op vooruit. De broeders die hier tussen 1934 en 1939 woonden, kwamen ook nu niet steeds aan een geregeld kloosterleven toe, want op zaterdagavond sliepen ze niet voor één uur. Eerder lukte het hun niet de jongens rustig in bed te krijgen. In 1939 kwam een einde aan de Jeugdcentrale. Het pand werd gevorderd voor gemobiliseerde soldaten. In mei 1940 werd het door een bom getroffen. Een ander jeugdkamp waarde broeders werkten lag in Ossendrecht. Hier had de sociaal voelende kapelaan F. van Putte in 1935 de volksabdij ‘Onze Lieve Vrouw ter Duinen’ gesticht. Doel was de morele en godsdienstige inzinking van de werkloze jeugd te voorkomen’. Met geld dat hij via schenkingen en collectes vergaard had, kocht hij 20 hectare grond en een boerderij. Van Putte wilde het gebied ontginnen en een klooster bouwen. Subsidie kreeg hij van de omliggende gemeenten en van het Werkfonds, een landelijke instelling die ook andere openbare werken, zoals de aanleg van het Amsterdamse Bos, financierde. Voor de leiding van het werkkamp trok Van Putte de broeders van Huijbergen aan. Drie man verhuisden in 1936 naar Ossendrecht: de zojuist genoemde broeder Seraphinus, die de ontginningen leidde; broeder Ignatius Ooninckx, de latere novicemeester, aan wie de administratie werd toevertrouwd; en tenslotte broeder Nicasius Speekenbrink, de kok die voordat hij in het klooster trad, bakker was geweest. De kampen duurden acht weken. Ieder kamp had 100-200 deelnemers.
Na drie jaar hard werken vertrokken de broeders weer, want de huisvesting was te primitief, zelfs voor de bescheiden normen van de broeders. In 1941 werden de kampen opgedoekt. De subsidie was op en Onze Lieve Vrouw ter Duinen werd ingezet voor de opvang van evacués. Het hart is eruit In 1940 had Ste. Marie zijn grootste omvang bereikt. In de jaren dertig waren er twee scholen gebouwd, de ene voor de wezen, de andere een mulo voor het pensionaat. Van de hand van architect J. Hurks was het pand Alverno uit 1933, waarin het noviciaat en het hoofdbestuur onderdak kregen.
In 1940 werd een nieuw juvenaat opgeleverd In een terugblik noemt broeder Clemens van de WaIle Ste Mane een goed huis (dat) om zichzelf de genegenheid en de trots der Broeders waard was Hij beschrijft het geheel als volgt. In het centrum lag als een verschansing van de stilte het eeuwenoude pand waarvan de gangen tot museum waren ingericht, met z’n schilderijen aan de wand, z’n halfuitgewiste inscripties in de vloertegels, z’n tinnen en zilveren vaatwerk en z’n boeken, die de Wilhelmieten dienden bij de maaltijd, de H. Mis en de vrome lezing. Om het pand was een eenvoudig maar indrukwekkend complex in honderd jaren opgetrokken om aan de groeiende behoefte aan ruimte en comfort te voldoen: kloosterkerk, refters, recreatiezalen, speelzaal, klassen, bibliotheek, slaapzalen, ziekenkamers, spreekkamers, kloostercellen. Dit trotse complex zou de Tweede Wereldoorlog niet overleven.
Kort nadat de bezetting een feit was, kreeg Ste. Marie een paar honderd Duitse soldaten ingekwartierd. De indringers gaven weinig hinder, omdat er plaats genoeg was. Het weeshuis stond bijvoorbeeld vrijwel leeg. Vanwege de strategische ligging in heuvelland vlakbij de haven van Antwerpen was Ste Marie een aantrekkelijke legerplaats. Daarom besloot de Wehrmacht het hele complex te vorderen. Op 18 november 1941 kreeg de algemene overste, broeder Clemens van de Walle, van een viertal officieren de aanzegging dat het huis binnen een week ontruimd moest worden Op de vraag, waar men dan heen moest met zoveel mensen, kwam het antwoord, dat er bijvoorbeeld in Bergen op Zoom op iedere hoek van de straat een klooster stond.
Op 4 november moest het instituut leeg zijn De meeste pensionairs gingen tijdelijk naar hun ouders, de weesjongens naar het St. Willibrordushuis, het noviciaat naar Onze Lieve Vrouw ter Duinen en het juvenaat naar de kweekschool in Breda. De broeders vertrokken grotendeels naar Breda en Bergen op Zoom, waar het hoofdbestuur eveneens neerstreek. Zeven broeders bleven achter in Huijbergen. Onder hen was broeder Francesco Hemelaar, die de technische installaties van Ste. Marie onderhield, en broeder Antonius Gerritsen, die als leraar Duits moest tolken in het contact met de bezetters. Het grootste deel van de oorlog woonden zij in de boerderij ‘Overberg’ die aan de andere (noord) kant van het dorp lag.
Ook buiten Huijbergen maakten de Duitsers het de broeders knap lastig. In het voorjaar van 1942 werd de St. Franciscuskweekschool in beslag genomen; de kloosters in Amsterdam, Hulst, Oosterhout volgden. Dat alles betekende inschikken, improviseren, verhuizen en er maar het beste van maken. Zo veranderden de zolders van het Hoogstraatklooster in Bergen op Zoom in slaapzalen. ‘Het was passen en meten om veertig broeders en dertig pensionairs onder te brengen’. Ook ‘normaal schooldoen werd steeds moeilijker. In Bergen op Zoom waren op een gegeven moment alle katholieke schoolgebouwen door de bezetter gevorderd met uitzondering van die in de Hoogstraat. Het hele complex daar bleek gelukkig te sober voor het “Herrenvolk. Het ontbreken van een centrale verwarming, van een badgelegenheid en de moeilijke toegangen e.d. bleken opeens gunstige omstandigheden.
De scholen hielpen elkaar door beschikbare lokalen voor halve dagen af te staan. Zo bood de Aloysiusschool in de Boxhornstraat enige tijd onderdak aan de hoogste klassen van de Canisiusschool. Zo goed als het ging zetten de broeders hun normale leven voort. Het pensionaat ging een paar weken na de verdrijving uit Ste. Marie weer open, en wel in Leur. Hier huurde de congregatie een villa waar meer dan honderd jongens les kregen en hun vrije tijd doorbrachten. Een patronaatsgebouw verderop in het dorp deed dienst al slaapzaal. Het was allemaal veel te krap, maar toch was het in de herinnering van menigeen niet alleen kommer en kwel. De jongens genoten van het avontuur wanneer ze in de donkere avond zwaaiend met zaklantaarns door het stille Leur naar hun slaapverblijf liepen. Broeder Antoninus herinnert zich de ‘studiezaal’ in Leu met ‘zes man op enkele vierkante meters, gescheurd behang, kranten tussen de spleten van de ramen’, maar ook met een ‘riant uitzicht op de welige landbouwen’.
Hij vervolgt: ‘Het is vreemd, maar ondanks de moeilijkheden zoals de bekrompen ruimte, de dreiging van Duitsers en de moeizame voedselvoorziening, was het goed toeven in Leur’- Hij schreef dit toe aan ‘de gulle gastvrijheid’ van broeder Silvester die van een slechte nachtrust genoot. ‘Had hij overdag wel eens moeilijkheden met de Duitsers, ‘s nachts waren het onze vrienden van overzee met hun ronkende vliegtuigen, waarmee hij het te kwaad had. Ik geloof dat hij op zijn kamer, waar de muizen achter het behang hem steeds getrouw bewaakten, vele keren verzucht heeft: “Van die Tommies, verlos ons, Heer”.
Onze Lieve Vrouw ter Duinen bood gedurende de oorlog niet alleen onderdak aan noviciaat van de broeders van Huijbergen, maar ook aan het Rotterdamse S Antoniusgasthuis. De zusters van J.M.J. verpleegden hier zo’n vijftig langdurige zieken en bejaarden. Zuster Josephia heeft tijdens de evacuatie een dagboek bijgehouden. Maandag 4 september: ‘Maar nog heviger schrikken we, als later in de avond dergelijke knallen zich doen horen, in de richting Huijbergen. Daar zien we een hevige brand oplaaien. Hoe dieper we den nacht ingaan, des te heviger woedt het vuur. In den lichtende gloed zien we rondom den toren van Huijbergen gebouwen in brand staan. We twijfelen er niet aan, het grote internaat van de broeders is in brand gestoken. Tegen den morgen vermindert de vuurgloed en als de dag aanbreekt, zien we dat het hele complex gebouwen met zijn rode pannendaken — hier altijd zo duidelijk zichtbaar — nu totaal verdwenen is. We hebben innig medelijden met de broeders, die in één nacht al hun illusies vervlogen zien.’ Dinsdag 5 september ‘944: ‘Na de H. Mis horen de broeders pas van de zware slag, welke de congregatie getroffen heeft. De ouderen kunnen de tranen niet weerhouden, de jongeren zijn stil, maar allen zijn onder den indruk’.
Zuster Josephia beschrijft hier de gebeurtenissen op de vooravond van Dolle Dinsdag. Het gerucht dat Breda bevrijd zou zijn, leidde tot paniek bij de Duitse troepen en hun Nederlandse vrienden. Zij vluchtten oostwaarts. De in Huijbergen gelegerde militairen waren niet zo in paniek dat ze de geplande verwoesting van Ste. Marie achterwege lieten. Vanuit de Huijbergse boerderij ‘Overberg’ zagen enkele broeders machteloos toe ‘hoe in de ene vleugel na de andere de brand sloeg, aangewakkerd door de opgeslagen munitie. (...)
In een hel van ontploffende kogels en granaten, en alleen bijgelicht door de vlammen’ slaagde de brandweer van Bergen op Zoom er slechts in de dorpskerk en Alverno te redden. Van het restant bleef een troosteloze ruïne over. Hiermee was de gifbeker nog niet leeg, want doordat de geallieerden Huijbergen vervolgens zeventien dagen beschoten, werden ook de dorpskerk en het aan de overkant van de Boomstraat gelegen rectoraat vernield. Alleen Alverno en het poortgebouw bleven, zij het flink beschadigd, overeind. Het materiële verlies was gigantisch, maar wat voor de broeders nog meer telde was het feit dat het hart uit de congregatie was gerukt. Het produkt van bijna honderd jaar zwoegen in broederschap was in een nacht vernietigd.
Veel te jong twee broeders, Dionysius van Bavel en Eustachius Neefs, zijn in het najaar van 1944 door het oorlogsgeweld om het leven gekomen. De 24-jarige broeder Eustachius was op 9 oktober 1944 in Onze Lieve Vrouw ter Duinen. De meeste zieken van het St. Antoniusgasthuis lagen in een kelder, maar een paar mensen waren nog boven. Broeder Eustachius ging naar boven om hen gerust te stellen. Toen hij door de hal liep ontplofte een granaat. Glas werd verbrijzeld en men zag elkaar niet staan van de kruitdamp. Neefs was geraakt, sukkelde naar beneden en viel op een bed. Zijn longen waren geraakt. De Canadezen die even later arriveerden, brachten hem naar een Belgisch ziekenhuis. De volgende dag liftte kapelaan Van Putte naar Kapelle waar het dichtstbijzijnde ziekenhuis stond. Omdat hij de gewonde hier niet aantrof reisde hij door naar Antwerpen. Zonder succes. De dag daarna fietsten broeder Nerius Luijten en Cor Neefs, de broer van de gewonde, naar Antwerpen. Zij vonden Eustachius in het St. Elisabeth Ziekenhuis dat zo vol was dat de gewonden in de gangen lagen op een matras met wat dekens. Eustachius was net geopereerd. Er was een granaatscherf uit zijn longen gehaald. De operatie baatte niet, want hij overleed op 14 oktober.
Broeder Dionysius overleed in de ochtend om 07:30 uur op woensdag 6 september 1944.
Herstel
In december 1944 kreeg architect Hurks een drievoudige opdracht van het hoofdbestuur. Hij moest een schatting maken van de oorlogsschade, van belang of later rijkssubsidie voor de herbouw te krijgen. Hij moest een plan maken voor het provisorisch herstel van de nog overeind staande gebouwen. Alverno voorop zodat het pensionaat weer open kon gaan. Last but not least werd van Hurks een ontwerp voor een nieuw Ste. Marie verwacht. Broeder Ferdinandus van den Bergh werd in 1945 overste van Alverno Hij gold als de grote man achter het provisorisch herstel. Een paar jaar later vertelde hij hoe het was toen hij samen met nog enkele pioniers aankwam in Huijbergen. Al na tien dagen zouden de jongens komen. Aanpakken was dus het parool voor iedere dag.
Er werd gewerkt niet alleen overdag, maar ook 's nachts. Eensgezind als Broeders de ware zin des woords. En op de bepaalde datum, kwamen zoals vroeger de jongens naar Huijbergen. De broeders hadden overigens hulp, want NSB’ers die Woensdrecht waren geïnterneerd, marcheerden iedere dag naar Ste. Marie om de stenen los te bikken en bij de herbouw te helpen. In oktober 1945 waren Alverno en het poortgebouw bewoonbaar. Ertussen ligt een betonpad met de naam Ferdinandusweg. Een klein deel van de ruïne werd overdekt en ingericht als noodslaapzaal. In 1946 verrees op de fundamenten van de vroegere kapel een noodgebouw met een grote slaapzaal en drie speelzalen waarvan een ook als aula kon worden gebruikt. Broeder Ferdinandus: We hadden nu ongeveer 200 bewoners op Ste. Marie. Omdat er maar vier klaslokalen waren, werden er nog twee klassen bijgebouwd. Een onder de poort en een in plaats van de vroegere smederij. Hiermede was de grootste tobberij achter de rug, hoewel we nog met allerlei moeilijkheden te kampen hadden, (zoals) daken, gelegd met allerlei pannen, die gemakkelijk sneeuw doorlieten, zodat we op ‘n morgen allemaal naar de schoolzolder trokken met emmers en bezems om sneeuw te ruimen, en de jongens uit de klas moesten vluchten, omdat het van boven begon te druppelen. Maar ook hierin kwam verbetering. September 1947 kreeg het schoolgebouw nieuwe dakpannen. Het grote werk moest toen nog beginnen. Dankzij financiële steun van andere congregaties en weldoeners waren de broeders in staat een representatief nieuw Ste. Marie te bouwen.
Op 22 september 1949 ging de eerste spade de grond in. Twee jaar later was de bouw klaar, veel later dan de bedoeling was. De oorzaken waren materiaalgebrek (Nederland was kort na de oorlog nog arm), vorstperiodes en twijfels bij de architect die herhaaldelijk zijn werktekeningen veranderde waardoor de aannemer niet verder kon werken. Op het laatste nippertje, september 1951, vlak voor het begin van een nieuw schooljaar, was het nieuwe Ste. Marie aldaar. Het pensionaat met zijn schoolklassen, eet-, recreatie- en slaapzalen was onder dak. Er was een moderne keuken en de broeders beschikten over een gloednieuwe refter. Hiermee was de bouw nog lang niet voltooid. Tot 1966 volgden nog het juvenaat (1956), het klooster (1962), de grote kapel (1964) en de aula (1966). In 1951 waren alle pensionairs weer op Ste. Marie. Tot dan toe waren de leerlingen van de lagere school in Bergen op Zoom ondergebracht geweest, terwijl de novicen sinds 1945 in De Lievensberg, een landgoed vlak bij deze stad, hadden gewoond. Het hoofdbestuur bleef aan de Hoogstraat gevestigd. Voor contacten met de buitenwereld lag Bergen op Zoom nu eenmaal veel gunstiger dan Huijbergen.
Genealogisch overzicht:
Gezinsblad 9 Van Bavel
- Beroep:
- Fabrieksarbeider
- Getrouwd op 23-jarige leeftijd met de 27-jarige Mechtilda Hamers op 13 mei 1874 in Tilburg, Noord-Brabant. Mechtilda werd geboren op 29 november 1846 in Tilburg, Noord-Brabant. Dochter van Adriaan Hamers en Anna-Maria Houtum van. Zij is overleden op 30 november 1923 op 77-jarige leeftijd in Tilburg, Noord-Brabant. Zij waren 49 jaar getrouwd.
-
11 kinderen bekend uit dit huwelijk:
(* 2 maart 1875 † 6 december 1957, 82 jaar) g/m/ M. E. van den Abeelen(* 17 april 1876 † 4 oktober 1876, 0 jaar)(* 15 juli 1877 † 2 september 1962, 85 jaar) g/m P.M. van Iersel(* 5 januari 1879 † 24 januari 1934, 55 jaar)(* 29 augustus 1880 † 19 augustus 1953, 72 jaar) g/m J.J. Heerkens(* 7 mei 1882 † 8 juli 1885, 3 jaar)(* 27 december 1883 † 14 juni 1964, 80 jaar) g/m/ J.M. de Bont / van beroep wagenmaker, wonende in de Hoogvensestr. 188 Tilburg(* 20 augustus 1885 † 21 augustus 1885, 0 jaar)(* 20 januari 1887 † 30 juli 1950, 63 jaar) g/m A.C.A. Bruyninkx(* 24 oktober 1888 † 5 september 1944, 55 jaar) ordebroeder(* 14 mei 1890 † 5 maart 1971, 80 jaar) g/m Th.C.M. Smeulders
Maak jouw eigen website met JouwWeb