Over culturele voorkeuren gesproken

Onze dochter Kyra, die afstudeert voor een bevoegdheid Nederlands 2e graad,  interviewde me laatst voor een te maken portfolio over interculturele communicatie. Het portfolio leverde haar een dikke 8 op. Ze schreef hierin het volgende.

Er is in de laatste decennia een groei geweest in diversiteit onder de leerlingen. Een docent moet op een pedagogische manier om kunnen gaan met de verschillen tussen leerlingen. In dit portfolio heb ik geprobeerd meer kennis te krijgen van de achtergronden van diversiteit. Ik ben me meer bewust geworden van mijn eigen aannames, vooroordelen en waarden en normen ten aanzien van leerlingen met verschillende achtergronden. Ook heb ik door deze module leerstof gevonden die interessant is voor mijzelf, maar die ook goed bruikbaar is in mijn lessen om onderwerpen als diversiteit beter bespreekbaar te maken.

Deze test onderzoekt of het voor je brein makkelijker is om positief aan een witte huidskleur of Nederlandse achtergrond te koppelen, dan aan een donkere huidskleur of Marokkaanse achtergrond. Een ‘lichte’, ‘matige’ of ‘sterke’ voorkeur verwijst naar de sterkte van associaties, gebaseerd op de snelheid van je reactie. Wanneer je veel sneller reageert op de ene soort combinaties dan op de andere, komt dit tot uitdrukking in een hoge score, wat een sterke voorkeur betekent. Dit betekent overigens niet dat je discrimineert of racistisch bent, het geeft een onbewuste voorkeur aan. Uit deze test is gebleken dat ik er neutraal in sta en geen specifieke voorkeur heb voor lichte of donkere huidskleur. Ik heb zelf ook niet het idee dat ik daar een onderscheid in maak, dus ik was content met deze uitslag. Ik heb wel gemerkt dat andere studiegenoten zich verwonderden over hun uitslag en er niet blij mee waren omdat ze de test wel direct koppelden aan racisme. In de extra informatie bij de test kun je lezen dat de uitslag te relativeren is, de test meet of je bepaalde associaties makkelijker maakt dan andere en of je brein voorgeprogrammeerd is om verschil te maken tussen mensen met een andere huidskleur of afkomst, maar dit betekent dus niet dat je racistisch bent of discrimineert. Ik denk dat dit te vergelijken is met mannelijke en vrouwelijk beelden die we soms automatisch hebben. Zo denken de meeste mensen bij een arts of een professor nog aan een man, terwijl heden ten dage dit ook vrouwen kunnen zijn. Het is iets wat onbewust plaatsvindt. Als je in je onderwijspraktijk bewust merkt dat je daadwerkelijk een onderscheid maakt tussen leerlingen met een lichte huidskleur en leerlingen met een donkere huidskleur denk ik wel dat je daar iets aan zou moeten veranderen. Als een docent bijvoorbeeld denkt dat een leerling met een donkere huidskleur weinig capaciteiten heeft, zal hij ook geen beroep doen op deze capaciteiten. Negatieve verwachtingen zullen dan uitkomen, de selffulfilling prophecy. 

 

Ik heb voor het eerst naar het programma ‘Ik durf het bijna niet te vragen’ gekeken in de week van 7 oktober en toevallig ging deze aflevering over moslima’s. Ik kende het programma nog niet maar na deze aflevering ben ik andere afleveringen gaan kijken en dit heeft me zeer geïntrigeerd. Het programma gaat over onbegrepen Nederlanders die antwoord geven op de meest indringende en soms choquerende vragen van kijkers. Door dit te doen, proberen ze af te rekenen met de vooroordelen en stigma’s die mensen over hen hebben. Het programma is een link naar het vak interculturele communicatie omdat het mensen inzicht geeft in hun eigen vooroordelen en in andere culturen. Ook geeft het de geïnterviewde mensen de kans om deze vooroordelen onderuit te halen. Toevallig ging de aflevering over moslima’s, maar ook dikke mensen, christenen, daklozen, ongeneeslijk zieken en sekswerkers zijn in dit programma aan bod gekomen. Aan de moslima’s werden vragen gesteld als ‘ben je uitgehuwelijkt?’, ‘ben je een terrorist?’, ‘draag je een hoofddoek/nikab/ boerka omdat dit van je man moet?’ En ‘mag je een bikini dragen op het strand?’. Het is een programma dat ook goed te gebruiken is tijdens lessen omdat het niet alleen me inzicht geeft in sommige van mijn leerlingen, maar het geeft de leerlingen onderling ook inzicht in elkaar. Voor de module Interculturele communicatie heb ik vier krantenartikelen gekozen die te maken hebben met cultuur en beeldvorming. Per artikel bespreek ik wat ik van het artikel heb opgestoken, hoe het mijn perspectief heeft verbreed en hoe het bijdraagt aan mijn culturele sensitiviteit. Tenslotte bespreek ik ook nog hoe ik deze opgedane kennis kan gebruiken in mijn onderwijspraktijk.

Artikel 1

Artikel 1 gaat over een Marokkaanse journalist die is opgepakt en veroordeeld tot één jaar cel vanwege seks voor het huwelijk en een abortus. De journaliste werkt voor een krant die de Marokkaanse staat bekritiseert en schrijft over de opstand in de Rif. De aanklager beweert dat het werk van de vrouw niets te maken heeft met deze zaak, maar dat de kliniek waar de vrouw uitkwam al langer in de gaten werd gehouden. In Marokko is abortus namelijk in de meeste gevallen verboden. De journaliste verklaart dat tijdens het verhoor de meeste vragen gingen over haar familie en werk en niet over de vermeende abortus. Ook wist de politie details over haar privéleven waardoor het lijkt alsof ze al langer werd gevolgd.

Ik heb dit artikel gekozen omdat uit dit artikel blijkt dat niet alle landen zo vooruitstrevend zijn als Nederland. De school waar ik lesgeef is een multiculturele school, hierdoor heb ik veel leerlingen uit een andere cultuur dan de Westerse. Zo ook leerlingen die oorspronkelijk uit Marokko komen of die een Marokkaanse afkomst hebben maar wel zijn geboren in Nederland. Ze zijn soms de tweede of derde generatie in Nederland. In Marokko is abortus verboden en vrouwen kunnen hier dus voor berecht worden. In Nederland is het vanzelfsprekend, hoewel er nog steeds mensen zijn die ertegen zijn en ertegen protesteren dat een vrouw baas is over haar eigen lichaam. Niet alleen de vrijheid om baas te zijn over je eigen lichaam, maar ook de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid zijn rechten die in Nederland vanzelfsprekend zijn maar in dit artikel blijkt dat dit in Marokko dus niet zo is. Ze doen alsof er persvrijheid is maar bij kritiek op de Marokkaanse staat blijkt dat niet het geval te zijn. Dit artikel zorgt ervoor dat ik me besef dat ik blij mag zijn met waar ik geboren ben, een land waarin veel kan en mag en mijn rechten gewaarborgd worden. Ook geeft het artikel me inzichten, zoals het feit dat sommige van mijn leerlingen anders gewend zijn en daardoor ook andere visies kunnen hebben op onderwerpen zoals abortus. Ik zal hierdoor bij het behandelen van gevoelige onderwerpen in de klas er dan ook meer rekening mee houden dat er discussies kunnen ontstaan en dat wat voor mij en misschien ook voor meerdere autochtone leerlingen als vanzelfsprekend wordt gezien, misschien voor anderen niet zo is.

Artikel 2

Ik werd heel blij van dit artikel omdat in plaats van steeds de negatieve berichten te lezen over moslims, terreur en IS, dit artikel gaat over moslims en christenen die zijn samengekomen in de moskee in Ede. Eerder is de imam al naar de kerk gekomen om daar te spreken en nu was het de beurt aan de dominee om naar de moskee te komen. Ze geven aan dat er natuurlijk verschillen zijn tussen christenen en moslims, maar dat ze juist kijken naar wat hen verbindt. Dit vertaalt zich ook naar waar de dominee en de imam over spreken in de moskee, namelijk hetzelfde thema: Abraham of Ibrahim. Het bijeenkomen in de moskee is een goede stap voor de dominee, de imam en hun volgers om elkaar beter te leren kennen.

Dit positieve artikel viel echt op tussen alle berichten, het laat duidelijk zien wat Blom (2015, pp. 141) zegt in het hoofdstuk over etnocentrisme: “Contact leggen met een vreemde is niet vanzelfsprekend. Er is een beetje moed voor nodig. Met dit beetje moed en met veel nieuwsgierigheid kunnen stereotypen worden getoetst en bijgesteld.” Deze mensen hebben de moed verzameld om bij elkaar te komen en met elkaar in gesprek te gaan, hierdoor kwamen ze erachter dat ze meer gemeen hebben met elkaar dan ze in eerste instantie gedacht hadden. De dominee vertelt ook dat zijn gemeenschap niet moet oordelen, het een is niet beter dan het andere. Ik vind dit een mooie boodschap omdat het is toe te passen in de gehele maatschappij. Mensen moeten in gesprek gaan met elkaar om elkaar te leren kennen in plaats van dat ze hun oordeel al klaar hebben zonder dat oordeel te toetsen. Dit wil ik dan ook gaan doen in mijn onderwijspraktijk, ik wil meer in gesprek gaan met leerlingen, maar ik wil ook dat leerlingen elkaar onderling beter leren kennen en begrijpen dat sommige dingen anders zijn in bepaalde culturen, maar dat verschillen niet negatief zijn en er vaak ook een hoop overeenkomsten te vinden zijn.

Artikel 3

Dit artikel viel mij enorm op omdat in de titel al direct wordt geïnsinueerd dat terreur en Syrische vluchtelingen hand in hand gaan. Alle Syrische vluchtelingen worden hiermee gestigmatiseerd en het artikel zorgt er in mijn ogen voor dat niet per se de angst voor terreur wordt versterkt maar eerder de angst voor Syrische vluchtelingen. Dit terwijl de meeste Syriërs, net als de meeste Nederlandse moslims, gematigde moslims zijn.

“Deze groep is een grote ‘zwijgende’ middengroep en juist zij leggen ‘een zware hypotheek’ op het beeld dat Nederlanders van “de moslims” hebben. Als ze zich niet duidelijk uitspreken tegen fanatisme en terreur, zijn ze dan wel te vertrouwen” (Blom, 2015, pp. 264).

Blom geeft hiermee aan dat als de grote groep gematigde moslims zich meer zouden uitspreken tegen de terreur dat Nederlanders dan een beter beeld zouden krijgen van die groep. Toch blijkt uit dit artikel, maar weer dat de media ook van grote invloed is op het beeld dat Nederlanders hebben van bepaalde bevolkingsgroepen. Het zal de tegenstanders van de Syrische vluchtelingen alleen maar een bevestiging geven dat zij beter niet in de Westerse landen verblijven. Dit maakt de kans op geweld tegen de vluchtelingen groter. Ik zou dit artikel graag in de les gebruiken om de leerlingen ook duidelijk te maken dat wat er in de krant staat niet direct het juiste beeld geeft van de situatie. Ik wil het ook gebruiken om met de klas te praten over hoe zij denken over vluchtelingen en wat dit artikel met hun beeld doet, verandert het door dit soort artikelen of kunnen ze erdoorheen kijken? Hierdoor wil ik discriminatie bespreekbaar maken in de klas.

Artikel 4

“Stigmatisering is een ‘maatschappelijk brede en gangbare afwijzing en negatieve beoordeling van groepen die zich in een relatief kwetsbare sociale positie bevinden’. Het lokt discriminatie en vooroordelen uit, zoals op school, bij het zoeken naar werk of stageplaats, of in de vrije tijd.”(Blom, 2015, pp.64-65). De film Joker is pasgeleden uitgekomen in de bioscopen en maakt al veel los in mensen. Het zou een hele heftige film zijn waarbij mensen de bioscoopzaal zijn uitgelopen tijdens de film. In een voorgaand artikel werd geschreven dat de film copycat gedrag van mannen die zich niet gehoord voelen, zou stimuleren. Dit artikel ontkracht dit en benadrukt juist dat Joker stereotypen versterkt die zorgen voor angst jegens zogeheten ‘verwarde mensen’  of ‘psychiatrische patiënten’. Het karikaturale personage Joker geeft een beeld van mensen met een GGZ-diagnose alsof het allemaal gevaarlijke mensen zijn die gewelddadig kunnen worden en dit boezemt mensen angst in.

De laatste tijd komen er berichten van ontsnapte tbs-patiënten die gezocht worden in het nieuws. Als de patiënt een gevaar vormt voor de omgeving moet deze zo snel mogelijk gevonden worden. Het beeld van de mens met GGZ-diagnose is bij een groot deel van de bevolking dat van een tbs-patiënt. Dit artikel trok mijn aandacht omdat ik denk dat de mensen met een GGZ-diagnose vaak erg kwetsbaar zijn en helemaal niet te vergelijken zijn met een karakter als Joker of als de gezochte tbs-patiënten. De film leidt tot vooroordelen en misverstanden en een angst voor het onbekende leidt tot spanningen jegens de zogenaamde ‘psychiatrische patiënten’. Zelf heb ik ook regelmatig gesprekjes met een praktijkondersteuner van de GGZ, ik ben dit gaan doen om handvatten te krijgen om beter om te gaan met stress in verband met mijn burn-out. Er heerst nog vaak een opvatting dat praten met iemand, een praktijkondersteuner of psycholoog, zegt dat je ‘gek’ bent en van dat stigma moeten we af! Veel leerlingen hadden vroeger een zogenaamd ‘rugzakje’, dit bestaat niet meer maar dat zegt niet dat deze leerlingen niet een diagnose hebben van bijvoorbeeld PDD-NOS of ADD. Deze leerlingen hebben soms wat meer moeite op school maar dat betekent niet dat zij door medeleerlingen anders behandeld worden. Stereotypen kunnen ook op school zorgen dat deze leerlingen ‘outcasts’ worden maar door erover te praten, moeten we dit voorkomen.

 

Voorkeuren bij mezelf                

Aan de hand van de dimensies van Hofstede en Trompenaars probeer ik een beeld te geven van de culturele voorkeuren bij mijzelf.

In Nederland wordt er informeel met elkaar omgegaan, zo mag ik mijn teamleider en directeur gewoon bij hun voornaam noemen. In mijn werkomgeving vind ik dit prettig omdat het de drempel om naar mijn teamleider of directeur te gaan met een probleem een stuk lager maakt. Toch vind ik dat de mate van machtsafstand soms ook wel hoger mag zijn dan nu het geval is omdat er steeds minder respect lijkt te zijn voor leraren, politieagenten en ouderen. Dit brengt in mijn onderwijspraktijk, maar ook in de gehele maatschappij problemen met zich mee. Het zorgt voor conflicten en ondermijning van mijn gezag in lessen en in de maatschappij zorgt het onder andere voor politiegeweld. Nederland is steeds multicultureler, allochtone leerlingen en werknemers zijn vanuit hun cultuur gewend om leerkrachten of leidinggevenden uit respect aan te spreken met ‘u’. Doordat zij in Nederland overstappen van ‘u’ naar ‘jij’,  bestaat de kans dat ze minder respect hebben voor hen (Blom, 2015, pp. 144). Ook op mijn school zitten veel leerlingen die uit een andere cultuur komen dan de Nederlandse, maar het gebrek aan respect is naar mijn mening niet alleen een verschijnsel dat zich voordoet bij de allochtone kinderen maar ook bij de Nederlandse.

Zoals al eerder werd genoemd, gaat het respect voor leraren en politieagenten achteruit. Dit zou kunnen liggen aan het feit dat Nederland steeds softer wordt, als land worden we steeds meer feminien. Naast het minder wordende respect voor autoriteiten, heerst er door de feminiene samenleving ook meer een zesjescultuur op scholen omdat het belangrijk is om tijd voor jezelf te nemen en de drang om hoge cijfers te halen daardoor is verdwenen. Ik ben er helemaal voor om school en werk niet het belangrijkste te maken in je leven maar ik vind het wel jammer dat dit er bij sommigen voor zorgt dat het goed doen op school een laatste prioriteit is geworden. Bij de feminiene samenleving hoort ook zelfontplooiing, dit vind ik een positief aspect van de feminiene maatschappij en zo zijn er nog meer positieve punten zoals; het werken om te leven versus leven om te werken, het vrijmaken van tijd voor je gezin en vrije tijd nemen.

In Nederland zijn veel regels maar veel van deze regels worden flexibel gehandhaafd. Een positief aspect aan het flexibel handhaven van de regels is dat Nederland innovatief is, wij zijn vaak de eerste met nieuwe regels wat betreft euthanasie en drugs. Als Nederland strenger zou zijn, zou dit het respect voor de politie, docenten en ouderen wel weer meer terugbrengen denk ik. In mijn privéleven vind ik regels soms wel van belang en soms minder van belang. Het vasthouden aan regels is afhankelijk van de situatie waarin ik mij bevind. Als ik op vakantie ga, laat ik regels het liefst los en is ontspanning het belangrijkst. Tijdens colleges op Fontys ben ik juist wel erg gebrand op het kennen en volgen van de regels omdat ik dan wil weten wat ik moet doen en waar dat aan moet voldoen.

Nederland is een erg individualistisch land, dit houdt in dat het individu centraal staat in onze maatschappij, het gaat om het behalen van persoonlijke doelen en zelfontplooiing zoals in een voorgaande alinea al werd besproken. Ook houdt dit in dat je zelf verantwoordelijk bent voor je eigen geluk en ongeluk. Dit betekent dat je zelf moet zorgen dat jij goed in je vel zit en je beste zelf kunt zijn. Ter vergelijking: in een collectivistisch land zijn mensen loyaal aan een groep en daarom voelen zij zich pas goed als de groep in zijn geheel zich goed voelt. Ik vind het fijn dat Nederland individualistisch is omdat je je in deze maatschappij helemaal kunt focussen op jezelf en jouw gezondheid. Toch vind ik het ook lastig in deze individualistische samenleving omdat ik mezelf vaak wegcijfer en me meer focus op anderen dan op mezelf. Ik ben er tijdens mijn burn-out achter gekomen dat als ik me meer op mezelf focus, ik veel verder kom. Assertiviteit is een eigenschap waar je over moet beschikken in onze maatschappij omdat het aangeven van grenzen van jezelf moet komen, een ander doet het niet voor je. Trompenaars maakt nog een verschil tussen een universalistische cultuur en een particularistische cultuur. In een universalistische cultuur zal iemand ondanks de band met de dader niet snel meineed plegen terwijl in een particularistische cultuur leugens, meineed en bevoordeling zijn goed te praten afhankelijk van de situatie (Blom, 2015, pp.152-153). Ik zou voor een vriend geen meineed plegen ongeacht de situatie, regels zijn regels en daar hou je je aan.

Nederland is gericht op de lange termijn, op de toekomst. We sparen, maken plannen, maken ons zorgen om de toekomst en we zijn verzekerd voor bijna alles. We zijn gedreven en hebben doorzettingsvermogen omdat we willen zorgen dat niet alleen wij, maar ook onze kinderen een goed leven zullen hebben. Ik was in mijn tienerjaren en vooraan in mijn twintigerjaren meer gefocust op de korte termijn maar hoe ouder ik wordt, hoe meer ik de focus ga verleggen naar de toekomst en het starten van mijn eigen gezin.

Nederland is een specifieke cultuur waarin levenssferen worden gescheiden, met name privé en zakelijk. In Nederland is het bijvoorbeeld in privéomstandigheden niet van belang dat je een professor bent of een andere titel hebt terwijl dit in Oost- en Zuid-Europa wel zo is. Daar speelt de maatschappelijke positie van iemand overal een rol (Blom, 2015, pp. 154). Dat deze werelden gescheiden zijn in Nederland vind ik positief, dit betekent dat je in je privéleven niet beoordeeld wordt op wat je gestudeerd hebt of welke baan je hebt. 

 

Voorkeuren bij een ander

Ik heb een gesprek over de culturele voorkeuren met iemand van een andere generatie gehad, mijn vader welteverstaan. Hieronder heb ik uiteengezet wat de bevindingen zijn geweest per dimensie en aan het einde bespreek ik deze bevindingen en wat ik ermee kan in mijn werk als docent.

Hans is geboren in 1955, dit was een periode waarin de machtsafstand bijzonder groot was. De werkgever, de pastoor, de onderwijzer, ze hadden aanzien en zij dienden standaard met respect behandeld te worden. De pastoor werd altijd aangesproken met ‘mijnheer pastoor’. Op school had de onderwijzer altijd gelijk en straf bestond in die tijd uit in de hoek staan of op je blote knieën voor het bord zitten. Als leerlingen het echt te bont maakten, werden ze geslagen met de meetlat op hun handen of ze kregen met de vlakke hand van de onderwijzer een klap recht in het gezicht. Thuis spraken ze er niet over want dan konden ze opnieuw een klap krijgen. Zijn leven werd een stuk aangenamer toen, later, de omgang met elkaar versoepeld werd en hij gemakkelijk mensen kon aanspreken met ‘jij’ in plaats van de standaard ‘u’. Hij ziet het leven als een golfbeweging: in zijn kindertijd veel te streng en met te veel respect en nu, anno 2019, veel te soepel met weinig respect.

Het collectivisme vierde in zijn tijd hoogtij. Als kind kon hij niets uitvreten want het werd direct met zijn ouders gedeeld. Ze werden in allerlei gemeenschappen onderverdeeld. Ze waren katholiek en gingen elke dag naar de kerk, ze hoorden bij de katholieke gemeenschap binnen hun parochie. Ze hadden contact met elkaar en het was vanzelfsprekend dat ze misdienaar of koorlid werden. Hans heeft zich altijd zeer geborgen gevoeld binnen deze gemeenschap.

Heden ten dage is er weinig over van een dergelijk samenzijn; samen van het leven genieten op basis van collectieve uitgangspunten en gebeurtenissen. We kennen de buren amper en iedereen zoekt zijn eigen invulling aan het leven. We verstoppen ons in de sociale media, die beter als asociaal getypeerd kan worden. We verstoppen ons achter het mobiel zodat een één-op-één-gesprek meer uitzondering is geworden dan regel. Hans heeft ook een burn-out gehad en hij wijt dit aan het feit dat we er niet meer voor elkaar zijn. We schuiven graag werk door naar een ander, zonder te kijken of deze persoon dit allemaal wel aan kan. En wanneer het spaak loopt, krijg je het verwijt dat je je assertiever moet gedragen. Waar is de gemeenschap gebleven waar we klaar stonden voor elkaar?

Wanneer je de leeftijd van een 64-jarige bereikt en met pensioen bent, dan komt de focus weer terug bij vroeger, namelijk focus op de korte termijn. Genieten van elke dag en niet te ver vooruit denken. Plannen nu verwezenlijken en niet uitstellen naar later. Zorgen om je kinderen bij het bereiken van de leeftijd waarin ze zelfstandig in de maatschappij functioneren. Dit is de basis van ‘loslaten’ voor Hans. Gezond oud worden heeft een eerste prioriteit. Samen met zijn partner en kinderen.

Vroeger speelde je beroep mee in de status die je had binnen een groep, nu zitten we er met z’n allen wat losser in. Gelukkig maar, want een zeer geleerde professor in de rechten is nog geen garantie voor een goede huisvader. Met andere woorden, Hans geeft aan dat je geen allesweter kan zijn. Iedereen heeft talent op zijn eigen specifieke vakgebied en vervolgens kent iedereen in zijn leventje zijn eigen beperkingen. Vroeger werd veel status ontleent aan bepaalde beroepen. En dat zien we haast niet meer. Status en macht liggen dicht bij elkaar. Hij is blij met de vervlakking hierin. Het past ook beter bij ons Nederlands volkje: “Doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg.”

 

Mijn onderwijspraktijk

Door onderzoek te doen naar mijn culturele voorkeuren heb ik mijn eigen verwachtingen en voorkeuren goed in kaart kunnen brengen. Hierdoor weet ik wat een rol kan spelen in mijn handelen naar leerlingen. Door mijn voorkeuren te vergelijken met iemand van een andere generatie kon ik meer inzicht krijgen in een ander beeld op de Nederlandse maatschappij. Ik ken Nederland zoals het nu is maar Hans heeft een heel ander Nederland gekend waarin het collectivisme hoogtij vierde. Hij kan hierdoor een betere vergelijking maken en daardoor heeft hij naar mijn mening duidelijkere voorkeuren dan ik. Het is interessant om een andere visie te horen omdat ik hierdoor beter in staat ben iemand te begrijpen vanuit zijn culturele achtergrond. Dit geldt voor Hans maar dit kan ik ook toepassen in mijn onderwijspraktijk, ik kan leerlingen beter begrijpen als ik inzicht heb in hun culturele achtergrond. Vaak is er een correlatie tussen het gedrag van leerlingen en hun achtergrond.

Ik heb al regelmatig Poolse leerlingen in de klas gehad en zal deze nog vaker tegenkomen de komende jaren. Ondanks dat ik meerdere Poolse leerlingen heb lesgegeven, moet ik toegeven dat ik erg weinig weet van de Poolse cultuur. In Nederland zijn een aantal stereotypen over deze cultuur, zowel positieve als negatieve. Toch lijken de negatieve stereotypen te overheersen. Dit kan te maken hebben met het feit dat mensen vaak terughoudend zijn. In de omgang met mensen die niet tot hun groep horen. Als mensen verschillend zijn, voelen ze dat soms als iets negatiefs (Blom, 2015, pp.141).

Er wordt vaak gezegd dat Poolse mensen illegaal werken, veel drinken, antisemitisch zijn, stelen en zich bewegen in het criminele circuit. Toch is er ook een positief beeld van de Pool die hard werkt en daar weinig geld voor vraagt. Dit laatste zorgt er wel weer voor dat Nederlanders vinden dat de Polen de banen stelen van de Nederlanders, juist omdat ze hard werken voor minder geld. Het zou leiden tot een verdringing van laagopgeleide Nederlanders op de arbeidsmarkt. Dit is een misverstand, migranten verrichten vooral het werk dat de eigen bevolking niet wil of kan doen (Blom, 2015, pp.40). In de media worden vaak de probleemgevallen uitgelicht en de succesverhalen vergeten. Karin Kooijman (2016) heeft een documentaire gemaakt waarin zij ambitieuze Poolse vrouwen volgt. Eén van deze vrouwen is kunstzinnig en vrijzinnig en verkeert soms in een strijd met haar traditionele, communistische ouders. De vrouwen zijn zich erg bewust van het negatieve imago van Polen en generen zich als Polen zich misdragen. Poolse jongeren worden vaak uitgebuit, er wordt veel van hen gevraagd in vaak slecht betaalde banen. Poolse vrouwen kunnen in Nederland niet altijd uit de voeten met hun grote ambitie.

Gesprek met Agata, een Poolse vrouw van in de dertig

Ik heb een afspraak gemaakt met een Poolse, ambitieuze vrouw om de stereotypen te bespreken en haar ervaringen en visie te horen. Ik vond het spannend om het gesprek te starten, omdat ik weet dat het vaak om negatieve beelden gaat die uiteraard niet voor alle Polen gelden. Ik wilde voorop stellen dat dit stereotypen zijn, en zeker niet hoe ik er zelf over dacht.

Agata heeft een duidelijk mening, ze houdt niet van stereotypen. Vaak zijn deze erg pijnlijk, ze geeft aan dat er wel wat waarheid in zit, maar het is dan vaak gebaseerd op de ergste voorbeelden.

Terwijl de meeste Poolse mensen die in Nederland wonen gewoon normale mensen zijn die in het buitenland wonen. Ze geeft een voorbeeld aangaande het drinkgedrag, zij vindt dat Nederlandse mensen juist meer drinken dan Poolse mensen omdat ze op een hele andere manier drinken. 

Poolse mensen drinken in het weekeind wodka tot een punt dat ze erg dronken zijn. 

Agata heeft ervaren dat Nederlanders van maandag tot zondag bier drinken. Zij stoppen echter net voordat ze knock-out gaan.

Dit laatste vond ik erg grappig omdat zij haar mening nu ook baseert op wat zij gezien heeft van een aantal mensen in haar omgeving en daarmee alle Nederlanders generaliseert. We hebben het gehad over het drankgebruik van Nederlanders en dat ook dit een beeld is dat per Nederlander verschillend is.

Ze geeft toe dat er zeker Polen zijn die naar Nederland komen omdat ze in Polen een strafblad hebben en willen vluchten van verdere vervolging. Dit zijn vaak degenen die ook in de problemen komen met justitie in Nederland. Toch is dit maar een klein percentage, alleen zijn deze mensen “zichtbaarder” dan de mensen die een normaal leven leiden in Nederland. Agata geeft aan dat niemand aandacht aan haar zal schenken, maar wel aan een luide, dronken man en ze komen toch beiden uit Polen.

Als het gaat over het afpakken van de banen van Nederlanders heeft Agata een mooi voorbeeld. In haar bedrijf werkt een Poolse man van zestig, hij spreekt geen Engels én geen Nederlands en heeft geen rijbewijs. Hij werkt met koeienleer, dit werk stinkt en is vies. Hij verdient niet veel om in zulke omstandigheden te werken. Agata denkt dat hij absoluut geen werk “steelt” van Nederlanders want zij denkt dat geen enkele Nederlander voor dat geld in zulke omstandigheden zal willen werken. De enige reden dat hij het wel doet, is omdat hij weet dat hij verder weinig perspectief heeft om een andere baan te krijgen. Ook geeft ze aan dat Polen zeker niet vragen om de laagste lonen, veel bedrijven bieden dat vaak aan omdat ze dat kunnen. Polen die een hypotheek hebben en een gezin moeten onderhouden, zullen deze banen aannemen.

 

Ik merkte in het gesprek dat Agata erg fel was in het begin omdat zij het gevoel had dat ze zichzelf moest verdedigen tegen de stereotypen over haar cultuur. Ik vind dit begrijpelijk en had dat ook wel aan zien komen, daarom had ik ook wat aarzeling om het gesprek te starten. Ik bleef dan ook benadrukken dat het niet mijn visie is op Polen. Het zijn volgens Blom (2015, pp.140) vaak niet de stereotypen die het probleem zijn maar juist de aarzeling om iemand beter te leren kennen. Door vragen te stellen over elkaars culturen konden we de stereotypen ontkrachten, hier is moed voor nodig maar het levert wel een hoop op. Er is meer begrip voor een ander en iedereen zal concluderen dat elk individu verschillend is, geen Pool is hetzelfde als een andere net zoals geen enkele Nederlander hetzelfde is. In mijn onderwijspraktijk zal ik dit ook zeker toepassen, er kunnen zeker verschillen in de opvoeding en cultuur zitten tussen Polen en Nederlanders maar ook tussen de individuele Poolse mensen zit daar verschil in. Ik moet OMA (oordelen, meningen en adviezen) thuislaten en niet generaliseren. Elke leerling is anders en daarom moet de aarzeling verdwijnen en de moed veel meer opkomen om gewoon met hen in gesprek te gaan om hen beter te begrijpen.

 

Kyra van Brakel

2150281 Verkort traject leerjaar 2

06-11-2019


Maak jouw eigen website met JouwWeb