Winters van toen


Ik met mijn jongste broer Guido in opdracht van onze oudste broer fotograaf Walter.

Geposeerd achter het toenmalig bejaardenhuis de Vredeburcht.


Een wereld van wit. De winter kan een gure onbehaaglijke tijd van het jaar zijn. Maar de vorst heeft ook mooie kanten: sneeuw en ijs zorgen voor een prachtig sprookjeslandschap en niet alleen kinderharten gaan sneller slaan tijdens sneeuwballengevechten, schaatstochten of sleetje rijden. Bij mij ging helemaal niets sneller kloppen. De winterperiode is niet mijn favoriete tijd van het jaar. Ik roep telkens in de winterperiode tegen vrouwlief: 'We gaan emigreren naar Noord-Afrika'. Daar is het tenminste warm.  Op latere leeftijd ben ik wel van wintermuziek gaan houden, en dan lekker warm in de bank genesteld met een kopje koffie of een overheerlijke rode wijn: Antonio Vivaldi met 'De vier jaargetijden: De winter', Nikolai Rimski-Korsakov: 'Het sneeuwmeisje, 3e akte, Dans van de narren, of Pjotr Tsjaikovsky met 'De notenkraker: 1e akte, de Sneeuwvlokkenwals, of zijn Winterdromen 4e deel, symfonie nr. 1 in g-mineur.

Mijn omaatje is overleden aan astmatisch-bronchitus en deze erfelijke ziekte is uitgebreid over de nazaten van haar verspreid. Het klimaat in Noord-Afrika zou daarom voor onze gezondheid veel beter zijn. Mijn broer gaat bijna elk jaar op vakantie naar Zuid-Italië en daar zijn de klachten meteen verdwenen. Mijn omaatje is toch nog 79 jaar geworden maar een beter klimaat zou haar vast een paar jaartjes meer hebben gegund.

Toen ik nog een kind was, fantaseerde ik dat ik, in Afrika, in mijn blootje tussen de negertjes in de bossen, zoals ze nog in mijn kindertijd geportretteerd werden, mocht vertoeven. Dat leek mij heerlijk. Na de zeer hete zomers van 2003 en 2018 ben ik daar iets genuanceerder over gaan denken. In 2021 is het door de klimaatverandering niet veel beter. In Koeweit is het nu overdag 50 graden en in delen van Canada gaan ze ook deze richting op qua temperatuur.

Later, toen ik volwassen was, heb ik verschillende malen naturistencampings bezocht, zodat de droom uit mijn kinderjaren min of meer werd bewaarheid. Geen bosnegertjes, vanwaar toch die fantasie met bosnegertjes? Misschien wel opgedaan door het veelvuldig lezen van stripalbums van Sjors en Sjimmie. Ik verslond die albums waarvan er een exemplaar mij altijd is bijgebleven namelijk 'Sjors en Sjimmie bij de baanbrekers'. Het eerste album verscheen in 1941 met het verhaal dat na de oorlog Sjors, na een lange reis in een circus, een donker jongetje Sjimmie ontmoette, toen nog Jimmy.

Er was sprake van een hechte band. Jimmy werd getekend als een cliché-'negroïde jongetje' met dikke lippen, die als het gaat om intelligentie erg voor Sjors onderdeed, en krom praatte in een soort van indianentaal ('Sjimmie niet weten wat hij doen moeten'). In het begin had hij kroeshaar, maar omdat de tekenaar dat te bewerkelijk vond, kreeg hij een kaal hoofd met een paar losse haren. Omdat er in mijn jeugdjaren amper nog donkere mensen in Nederland leefden, op Donald Jones op televisie na, was dit geen probleem. Mensen stoorden zich hier niet aan. Dat is tegenwoordig anders, en bij velen is het nu wel een probleem. Lijkt mij vanzelfsprekend om je dan aan te passen aan de normen van deze tijd. Gewoon geen beroep meer doen op oude normen, zoals de Zwarte Pieten discussie die om de zoveel tijd weer oplaait. We zijn als mens gelijkwaardig aan elkaar, en het negatief wegzetten van groepen mensen is mensonwaardig. Punt!

Mijn jongste broer is bevriend met een wappie. Een man ver boven de zestig die zijn leven lang al achter het huis in een schuurtje werkzaam is als zzp'er. Mijn vrouw en ik zeggen met regelmaat, wanneer we weer een onzinnige uitspraak van hem vernemen, dat hij te lang in het 'doosje' heeft gezeten. Een vergelijking makend met de sketch van Toon Hermans over zijn dode duif in het doosje, en het schuurtje van deze man waarin hij decennialang zijn arbeid alleen verrichtte. Mijn broer gaat regelmatig met deze vriend wandelen, en het kan bijna niet anders of hij wordt negatief beïnvloed. Mijn broer weet hoe ik erover denk, en ik reageer niet altijd. Zo gaf hij laatst nog aan dat bruine mensen lui zijn. Deze opmerking in 2021 is zo abject. Het zegt heel veel over mensen die willen vasthouden aan 'grappige' uitspraken, gedaan in het verleden, en te bang zijn om in de toekomst te kijken. Wellicht vraagt u zich af of wappiegedrag enkel van deze tijd is. Ik kan u geruststellen, het komt door de eeuwen heen voor. Wat dacht u van de heksenvervolging?

In de loop van de zestiende eeuw kwam in Europa een grootschalige heksenvervolging op gang. Talloze vrouwen werden aangezien voor handlangers van de duivel: ze werden nagewezen, opgepakt en terechtgesteld. In 1595 laaide een heksenjacht op in de Peel: binnen een paar maanden belandden 23 vrouwen op de brandstapel en kwamen er 2 om in gevangenschap. Het oudste slachtoffer was 90 jaar en dement, het jongste meisje was 12. Onze minister van Financiën is onlangs door eenzelfde gek bezocht met een fakkel om haar op de brandstapel te krijgen als heks.

Excuses maken voor het slavernijverleden door Nederland is niet meer dan normaal! Het is onzinnig om de opmerking te maken dat wij in deze tijd de verantwoordelijkheid niet dragen over deze misstanden van toen, en dus geen excuses hoeven te maken. Door deze excuses te maken geven we aan afstand te nemen van deze gruweldaden en zeggen we hiermee dat wij zoveel geleerd hebben uit het verleden dat wij nu in staat zijn om het beter te doen. Van mij mag elk jaar op 1 juli de officiële feestdag Keti Koti (het verbreken van de ketenen ofwel de dag van de Vrijheden) gevierd worden, zoals we nu ook bevrijdingsdag vieren op 5 mei. De onderkenning is het einde van de ontkenning.

De schoenmaker in ons dorp hangt elk jaar bewust zwarte pietjes in zijn etalage. Ik gaf naar mijn broer aan dat ik deze schoenmaker niet meer bezoek. Ik wens niet dat hij zijn gedachtekronkels mij opdringt. Mijn broer kan de opstelling van deze schoenmaker wel waarderen. Ik kan het goed vinden met mijn broer en hem overtuigen dat doe ik niet meer. Hij spreekt zich nog weleens uit over plichtplegingen zoals opmaak van het bed, wat ik hem in zijn jeugd als oudere broer in het verleden opdrong. Nu draagt hij een eigen verantwoordelijkheid. Het verzoek om elke ochtend ons bed af te halen, zodat het kon luchten, kwam van mijn zusje. Mijn moeder werd regelmatig onwel en dan werden wij voor een paar dagen uitbesteed aan de buren. Zo kon mijn moeder weer op krachten komen. Zoals ik eerder schreef, als onze huisarts geen oorzaak kon vinden, dan werd het standaard op stress gegooid. En zo hobbelde mijn moeder van de ene uitval naar de andere zonder dat er ooit echt onderzoek is gedaan. Mijn zusje wilde mijn moeder in haar taken verlichten door haar kinderen in te zetten en ook een taak te geven. Zeer nobel van mijn zus en een terecht verzoek aan ons als broers, maar leer dan de jongste kennen.

Gaan deze twee verschillende karakters van mijn broer en van mij wel samen, zult u zich afvragen. Als ik mijn karakter zeer summier omschrijf: ik ga onnodige discussies uit de weg, en op mijn werk ging ik slim om mensen die altijd tegenwerken heen om daarmee de voortgang erin te houden en geen tijd te verliezen. Het karakter van mijn broer is dat hij iemand is die zijn hele leven als het even kan overal tegen ageert. Hij is vaak in de contramine. Waar ik onderwerpen uit de weg ga, botst hij met iedereen die volgens hem reden tot geven. We hebben beiden de middelbareschooltijd op de Rooi Pannen in Tilburg doorgebracht, eerst ik en hij later, gezien ons leeftijdsverschil van vier jaren. Mijn broer vertelt mij dat de docenten naar hem aangaven dat de toelating van hem op deze school was gebaseerd op de houding en gedrag van zijn andere broer, van mij dus. Ik was een voorbeeldig student: rustig, bescheiden en pro-actief in het vullen van de schoolkrant met vooral politieke artikelen (Rooie Hannes). Ze dachten na zo'n voorbeeldig student te hebben gehad dat het met mijn broer niet anders zou zijn. Nu kwamen ze toch van een koude kermis thuis.

Mijn broer en ik zijn ons beiden van dit karakterverschil bewust, en dan is een goede relatie verzekerd. Het wappiegedrag moet wel gedoseerd blijven.

Naast Sjors en Sjimmie heb ik ook met veel plezier de boekjes van Flipje gelezen. Deze boekjes werden vanaf 1955 uitgegeven. De verhaaltjes hadden allemaal ongeveer hetzelfde verloop: er ontstond een probleem(pje), iemand haalde een streek uit, enzovoort. Uiteindelijk was Flipje degene die zorgde dat alles goed afliep waarna hij trakteerde op limonade, of jam, of appelsap van... 'maatschappij De Betuwe in Tiel', de sponsor van al dit spannends. De verhaaltjes waren bedoeld voor kleine kinderen, net als ik toen, en hadden een beetje een 'opvoedend' karakter rond de brave hoofdfiguur. Met Sinterklaas werd bij ons de hele tafel voorzien van mooie cadeaus, echter de boekjes van Flipje, die Sint aan mij cadeau deed, sprongen er bij mij altijd uit.

Ik ben een echte zonaanbidder en geniet als het even kan, zonder kleren, in mijn eigen huis en tuin. Mijn moeder plaagde mij weleens, bij het ontvangen als verjaardagscadeau van een zwembroek, waarop ze dan zei: 'Die heb jij niet nodig'. Zou ik deze hunkering naar zon ook hebben overgehouden aan die verschrikkelijke koude winters begin jaren zestig. En alles zat toen in mijn beleving op dat vlak tegen. In vergelijking met nu: geen HR++glas, geen centrale verwarming, geen donzen dekbed en geen warm water. En bij overmaat van ramp viel ik altijd mijn lange broek op de knie stuk, op weg naar school. Mijn moeder trakteerde mij dan voor straf op een korte broek en daar mocht ik het dan de rest van de winter mee doen. Kutwinters, ik vervloek ze nog steeds.

Ik hield zeer van mijn omaatje. En als ik mijn zus mag geloven was dit wederzijds. Oma gaf zelfs een keer naar mijn moeder aan dat ze kleine Hans mee moest nemen, in plaats van mijn twee jaar oudere broer. Die was namelijk te stil. Bij opa mocht ik altijd op zondag traditiegetrouw op zijn gesloten knieën gaan zitten, en dan riep hij: 'Hop, hop, hop, paardje in galop'. Ondertussen opende opa zijn benen, en daar lag ik op de grond. Haha.' Nog een keer?' Ik heb bij oma in haar tuin de merelgeluiden leren kennen, en wat denk je van het tunnelgangetje waar we door heen renden wanneer we achterom weer naar binnen wilden.  In het tunnelgangetje, met een boog van zes meter diep, schreeuwden we dan voluit en hoorden onszelf in de echo terug. Prachtig! En dan binnengekomen de hoge nood geledigd in een wc, in de bijkeuken, waar de piesstraal in een immense diepte verdween. Ik was als kind van amper 4 jaar bang dat ik er ooit zelf in zou verdwijnen. Er hing ook een bepaalde penetrante lucht, die mij lang is bijgebleven.

Oma met haar snoepschaal is nog steeds niet uit mijn geheugen te bannen. In de hoek van de kamer achter de deur was al dat snoep te vinden. En toen ik een keer per ongeluk, voordat ik het snoep overhandigd kreeg, dankjewel zei, plaagde ze mij met de opmerking: 'O, dan hoef je zeker niet'. Opa en oma woonden in de Nijverstraat nr. 7 in Tilburg. Oma overleed op zondag 28 januari 1962. Een koude dag met een gemiddelde temperatuur van 2,9 °C en een gevoelstemperatuur van -0,5 °C. Minimumtemperatuur was -1,9 °C. Haar zoon, ome Jan, vierde op dezelfde dag zijn geboortedag, ofwel hij was jarig. En zo voelde hij dat ook met zijn congenitale pessimistische blik op het leven, hij wilde pertinent zijn verjaardag nooit meer vieren! Op de begrafenis van oma hield hij de kinderen thuis.

Op zich natuurlijk niet vreemd dat je verder in je leven van alles vergeet, maar alles uit je diepe verleden op fotografisch niveau bijblijft. Wat was oma een lief mens, vanuit mijn perspectief als klein kind dan. Tante Mien dacht daar iets anders over. Maar daar vertel ik later over. Ik wil dit sentiment nog even vasthouden.

 

 

Nog een keer terug naar 2021, het is ondertussen bijna weer 20 mei, mijn verjaardag, waarop ik 66 oud of jong word. En het weer zit opnieuw, net als in het verleden, tegen. Ondanks, of dankzij de opwarming van de aarde is het kut-weer. De lente gaan we dit jaar overslaan en wat zal de zomer brengen? Vandaag 17 mei en de temperatuur komt nauwelijks boven de 13 graden. Regen en nog eens regen. Om depressief van te worden. Opnieuw stel ik aan mijn vrouw voor te emigreren, nu naar Zuid-Spanje of toch weer het herroepen van die fantasie naar Afrika, altijd de brandende zon op je lijf, heerlijk!. Of lijd ik aan absoluut dichotoom denken?


Nijverstraat 7 met opa en oma aan de deur met hun eerste kleinkind Peter

Nijverstraat 7 in de winter

Mijn favoriete lectuur naast Flipje

Flipje en Mauwmauw (poezenmeisje), Flapoor Olifant, Kroesje Beer, Bertje Big en Jasper Aap

Mijn lieve opa en oma