Gezinsblad 11 Van Bavel
Theo als dessinateur
Mijn achterneef Peter-Paul de Gucht belt me dinsdag 4 juni 2024, terwijl ik in de tandartsstoel lig. Peter-Paul is de middelste zoon van mijn nichtje Hanneke, dochter van Theo van Bavel, mijn oom. Mijn vrouw neemt aan en denkt dat het een makelaar is. We hebben ons appartement inmiddels met 110.000 euro in waarde zien stijgen in vergelijking met twee jaar geleden, toen we dit prachtige appartement van 308 m2 kochten. Aangezien er geen woningaanbod is wat opnieuw tot een verbetering kan leiden, slaan we uiteindelijk af. 'Het zijn wel sprongen wat je met werken niet kan verdienen', grap ik naar de makelaar.
Ik heb geen gaatjes, en bel Peter-Paul snel terug, in de gedachte dat het de makelaar is. Een zeer vriendelijk persoon spreekt me aan met lofuitingen over deze site. Enthousiast omdat na het overlijden van zijn moeder het materiaal waar hij het voortbestaan niet van wist, met wat er op deze site te vinden, hij zijn familieverleden verder kan inkleuren. Ik reageer verblijd om familiecontact te hebben, ook al is Peter-Paul voor mij een minder bekend familielid. We gaan nog veel losse eindjes aan elkaar knopen! Maar eerst wie was mijn oom Theo, de opa van Peter-Paul?
Huwelijk
Theo van Bavel was in de textielindustrie midden vorige eeuw werkzaam als dessinateur. Toen hij op 24-jarige leeftijd trouwde was hij hulp-dessinateur en zijn echtgenote Corry Horsten was kantoorbediende.
Ze trouwden op woensdag 26 januari 1938 in de St.-Dionysiuskerk in wijk het Goirke in Tilburg.
Buitengewoon belangrijk monumentaal kerkgebouw met een interessante bouwgeschiedenis.
Sinds 1715 stond op ’t Goirke een schuurkerk, een gebedshuis dat niet als zodanig herkenbaar was. Hier beoefenden de katholieken semi-illegaal hun godsdienst, omdat hun enige kerk in Tilburg (Heikese kerk) door de protestanten was geconfisqueerd.
In 1829 lanceerde het kerkbestuur het plan voor de oprichting van een echte kerk. Vermoedelijk in 1833 was koning Willem I in Tilburg en verleende hij audiëntie aan pastoor Joannes Zwijsen om de kwestie te bespreken. Willem I was terughoudend, maar de ook aanwezige kroonprins (later koning Willem II) haalde hem over om een subsidie van 25.000 gulden te geven. In 1835 werd begonnen met de bouw van de neogotische Sint-Dionysiuskerk, een ontwerp van Hendrik Essens. In 1839 werd de kerk geopend en in 1843 door Zwijsen plechtig ingezegend.
Het indrukwekkende interieur, dat aanvankelijk werd ingevuld met stukken uit de schuurkerk, groeide gaandeweg uit tot een waar museum van kerkelijke kunst. Hier bevinden zich vele pronkstukken, zoals een zestiende-eeuwse doopvont, de imposante preekstoel (1850), de biechtstoelen (1860-1869), het orgel (1903-1905) en tientallen heiligenbeelden en glas-in-loodramen uit diverse periodes. In twee ramen zijn de eerste Heilige Mis in deze kerk (1841) van Petrus (Peerke) Donders en diens doop in de schuurkerk afgebeeld.
In 1902-1903 werd de voorgevel verbouwd en het torenkoepeltje vervangen door een neogotische spits (in 1967 verwijderd). In 1938 werd begonnen met een totale nieuwbouw van het gebedshuis, uitgevoerd door architect Kees de Bever. Toen het priesterkoor, de transepten, de sacristie en de massale toren klaar waren, was het schip aan de beurt, maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd die verbouwing afgelast. Als geluk bij een ongeluk bleef daardoor een groot deel van het authentieke neogotische gebouw bewaard.
De kerk en aangrenzende serene begraafplaats zijn een schitterende eenheid.
Woonadressen
Theo en Cor gingen wonen Plein Leo XIII nr. 10. Dit huis was gebouwd in 1935 en had een woonoppervlakte van 102 m².
Op het moment dat Theo en Cor zes kinderen hadden, moesten ze verhuizen en hebben ze een aantal jaren ook nog in de wijk Broekhoven/West in de Primus van Gilsstraat nr. 18 in Tilburg gewoond. Deze woning heeft een woonoppervlakte van 129 m2 en ligt op een perceel met een oppervlakte van 139 m2.
Theo stond ingeschreven in het adresboek van 1953 als weverijleider.
Antonius van Gils werd geboren op 29 juli 1758 in Tilburg, als zoon van Jan van Gils en Johanna Bruers. Hij studeerde aan het College in Turnhout en vervolgens aan de universiteit van Leuven.
In 1779 werd hij als student aan de faculteit der Artes in de Paedagogie "Het Verken" tot primus (de beste van het studiejaar) uitgeroepen.
Op 31 augustus 1779 werd hij ingehaald als primus in Tilburg, waarbij onder andere de drie gilden, graaf en gravin Van Hogendorp en een stoet van 200 ruiters aanwezig waren.
Later, in 1957, is de familie verhuisd naar Hulst en ging wonen in de Frans van Waesberghestraat nr. 29. Deze woning is een tussenwoning met bouwjaar 1930. Gelegen in Hulst ligt deze bijzondere en ruime eengezinswoning. De woning heeft een woonoppervlakte van 185 m2 en bevindt zich op een perceel met een oppervlakte van 121 m2. De woning is gebouwd in 1930. Ome Theo kreeg daar werk aangeboden als dessinateur. Een dessinateur houdt zich bezig met het ontwerpen van het doek. Dat betekent, mode-effect, grondstoffen, garen, dichtheid, binding, kleur, na bewerking, drukdessins, enz., afgestemd op het gebruik, soms met inbegrip van de service, de garantie en de verpakking. Kortgezegd: hij was patroontekenaar en ontwerper.
De Frans van Waesberghestraat. We weten dat deze straat al bijna 100 jaar oud is, en deze heeft een lengte van 350m.
Franciscus Josephus Ludovicus Maria (Frans) van Waesberghe
(Antwerpen, 7 juli 1868 – Hulst, 4 april 1934) was een Nederlands burgemeester.
Van Waesberghe werd geboren in Antwerpen als zoon van Ludovicus van Waesberghe en Martina Antonia Maria Janssens. Zijn vader was burgemeester van Hulst, lid van de Zeeuwse Provinciale Staten en vanaf 1893 ook van Gedeputeerde Staten. Frans van Waesberghe volgde zijn vader op als burgemeester van Hulst en vervulde deze functie van 1904 tot 1925. Beide waren erg betrokken bij de belangenbehartiging van stad en streek - zo waren ze betrokken bij de oprichting van de gasfabriek, diverse scholen en sociale verenigingen in Hulst.
Clitex
Hieronder vindt u de geschiedenis van de textielindustrie in Zeeuws-Vlaanderen.
Maar eerst enige uitleg wat Theo heeft gedaan als weverijleider en dessinateur. Oom Theo heeft in Clinge bij Clitex, een wollenstoffenfabriek, gewerkt. Ome Theo, die hier in de weverij de leiding had, had de leiding over alle genoemde afdelingen. Later, als dessinateur, was Theo ook in de weverij elke dag te vinden, want daar werden van zijn bedenksels op enkele speciale getouwen enkele meters geweven en verder afgewerkt.
De weverij omvatte de volgende afdelingen en bewerkingen:
- Spoelen waarbij garens in de zo goed mogelijkste opmaak worden gebracht voor verdere verwerking.
- Twernen waarbij twee of meer garens spiraalvormig om elkaar heen worden samengedraaid.
- Kettingscheren waarbij bandsgewijs grote hoeveelheden kettingdraden netjes naast elkaar worden gelegd en worden opgewikkeld op een kettingboom.
- Kettinglijmen waarbij door het aanbrengen van kleefstoffen de kettingdraden gladder en steviger worden gemaakt.
- Aandraaien, kamrijgen en rietrijgen waarmee het weefgetouw weefklaar wordt gemaakt.
- Weven op een getouw waarbij de wollen stof in ruwe vorm ontstaat.
Weverij Clitex Wollen stoffen en tapijten
Intussen is de klompenindustrie als grootste plaatselijke werkgever van Clinge verdrongen door een andere bedrijfstak. De komst van textielbedrijven in de crisis van de Dertiger Jaren is als een geschenk uit de hemel. De vestigingen zijn het gevolg van de limiet die de Nederlandse regering in 1932 stelt aan de invoer van gebreide goederen en tapijten. De directies van liefst twintig Belgische en Franse textielondernemingen verplaatsen hun productie naar Zeeuws-Vlaanderen.
In 1934 opent de Franse firma P. en J. Tibergien een fabriek die in 1947 de naam Clitex (Clingse Textielfabrieken Clitex N.V.) krijgt, zie foto hieronder. Deze groeit uit tot de grootste textielonderneming in Zeeuws-Vlaanderen. Op het hoogtepunt in 1949 werken er 450 mensen. Clitex levert geweven stoffen voor dames- en herenbovenkleding. Veel Clingenaren, vaak hele gezinnen, vinden hier of bij een van de kleinere textiel- of tapijtondernemingen een goedbetaalde baan.
Ook De Schelde in Sas van Gent was een groot bedrijf, met in 1949 290 werknemers. Beide fabrieken waren wollenstoffenfabrieken, die ruwe wol verwerkten tot wollen stoffen, bijvoorbeeld kamgaren. Daarvan werd door kleermakers of in de confectie-industrie bovenkleding gemaakt. Daarnaast waren er in Zeeuws-Vlaanderen meerdere tapijtfabrieken. De bediening van de grote weef- en breimachines in de wollenstoffen- en tapijtindustrie was zwaar werk. Daarom dat er meer mannen dan vrouwen werkten.
In Zeeuws-Vlaanderen floreerde in de vorige eeuw de textielindustrie. De textielfabrieken werden vooral door Belgische industriëlen opgezet. Bedrijven als Clitex en Mi-Lock zouden in Nederland een grote naam verwerven. Hoewel de textielindustrie steeds meer leed onder de concurrentie uit goedkope-lonen-landen, konden sommige bedrijven in de jaren zestig nog volop investeren in de modernisering van hun gebouw en apparatuur. Maar zo’n twintig jaar later gingen ook deze ondernemingen failliet.
Tricot
In 1906 opende in Hulst de eerste tricotagefabriek in Zeeland. In tricotagefabrieken worden kousen, sokken en andere kledingstukken (pullovers, slip-overs, mantels en rokken) vervaardigd van fijn gebreide stoffen. In Nederland steeg in die tijd de vraag naar zulke gebreide artikelen. De fabriek in Hulst was een filiaal van de firma Behaeghel-Denijs uit het Belgische Sint-Niklaas. Deze firma kon niet aan de gestegen vraag in Nederland voldoen en besloot daarom een fabriek in Hulst te openen.
Marketing en reclame waren belangrijk in de bedrijfsvoering.
Mi-Lock werd bekend met de slogan: ‘Mi-Lock – Socks of Standing’.
Sokkenfabriek Mi-Lock
Na de Eerste Wereldoorlog, toen er een groot tekort was ontstaan aan tricot, openden meer bedrijven een vestiging in Zeeuws-Vlaanderen.
Onder hen bijvoorbeeld de Hulstenaar Emile Th. Lockefeer, die van start ging met enkele handbreimachines waarop sokken werden gemaakt.
Zijn bedrijf zou internationaal succesvol worden met het merk Mi-Lock.
Buitenlandse industriëlen
In 1932 stelde de Nederlandse regering een grens aan de invoer van gebreide goederen en tapijten uit het buitenland. Het gevolg van deze maatregel was dat Belgische en Franse ondernemers textielfabrieken in Zeeuws-Vlaanderen vestigden. In totaal maar liefst twintig. Deze fabrieken draaiden vooral met Belgische arbeidskrachten. Aan de Zeeuwse economie droegen ze dus niet veel bij. In 1950 was nog steeds meer dan een derde van de bedrijven een filiaal van een Belgische of Franse onderneming. De textielindustrie was vooral in het oosten van Zeeuws-Vlaanderen geconcentreerd. Clinge telde kort na de Tweede Wereldoorlog maar liefst negen textielfabrieken. Andere fabrieken stonden in Nieuw-Namen, Sint-Jansteen, Kloosterzande, Hulst, Sas van Gent, Aardenburg en Terneuzen.
Vrouwenarbeid
De tricotage-industrie was veel kleinschaliger. Gemiddeld telde zo’n fabriek in 1950 53 werknemers. In de tricotagefabrieken vond een opvallend groot aantal vrouwen werk, vaak jong en ongehuwd. Maar ook voor gehuwde vrouwen met jonge kinderen was er werk in de textielindustrie. Ze werkten thuis. Clitex schakelde thuiswerksters in voor stopwerk. Voor Verbreyt-Weyn in Kapellebrug naaiden vrouwen thuis voor- en achterpanden van visserstruien aan elkaar.
Voorbode
In het oosten van Zeeuws-Vlaanderen waren de textielfabrieken lange tijd de belangrijkste werkgever. Maar al in de jaren vijftig sloten hier 4 van de 29 bedrijven de deuren. De sluitingen waren de voorbode van andere tijden. De concurrentie uit landen met lagere lonen nam toe. Daar kon goedkoper worden geproduceerd.
Modernisering
Toen de vraag naar kleding van gemengde stoffen groeide, noodzaakte dat de fabrikanten tot grote investeringen om hun fabrieken daarop aan te passen. De Zeeuws-Vlaamse textielindustrie kreeg daardoor in de jaren vijftig een modern aanzien. Er werden nieuwe machines aangeschaft, die in het vervolg voornamelijk werden aangedreven met elektromotoren. Ook kwam er meer aandacht voor de arbeidsomstandigheden in de fabriekshallen. Machines werden veiliger gemaakt, er kwamen kleed- en wasgelegenheden voor het personeel en schaftlokalen. Ook werden maatregelen ingevoerd om – volgens het zogeheten Taylor-systeem – de prestaties van de arbeiders te vergroten. Verder niet tot tevredenheid van de werknemers. Ze vonden dat de werkdruk daardoor te groot werd. Het Taylor-stelsel beoogt door rationele verdeling van de arbeidskracht en arbeidsfuncties tot verhoogde arbeidsprestatie te komen. Vernoemd naar een Amerikaanse ingenieur (werktuigbouwkundige) Frederick Taylor (1856-1915), die het bekendst samenhangend systeem van rationalisatie en wetenschappelijke bedrijfsleiding ontwikkelde. De grondslagen van het systeem is analyse van elke afzonderlijke arbeid. O.a. worden met de film of fotografische opname van een aan de hand van de arbeider bevestigd lampje de gemaakte bewegingen geregistreerd, met het doel alle onnodige bewegingen eerst theoretisch en daarna praktisch uit te kunnen schakelen. Later werd in onze tijd anno 2000 het LEAN-systeem ingevoerd. Lean betekent letterlijk “slank"; of eigenlijk “slanke" processen. Door de Lean methode toe te passen kun je je bedrijfsprocessen namelijk “slanker" maken. Dit houdt in dat alle verspillingen in processen (zo veel mogelijk) worden geëlimineerd. Ook deze werkwijze heeft de gemiddelde werknemer niet gelukkiger gemaakt in zijn of haar werk.
Faillissementen
Alle vernieuwingen redden de textielindustrie in Zeeuws-Vlaanderen nog even, maar begin jaren tachtig kwam dan toch de grote klap. De concurrentie vanuit landen waar tegen lagere lonen werd gewerkt, deed de Zeeuwse fabrieken de das om. Bij Clitex – op dat moment een moderne onderneming – werkten in 1979 nog 340 mensen. Enkele jaren later stond iedereen op straat. De laatste textielfabriek in Oost-Zeeuws-Vlaanderen, Mi-Lock in Hulst, ging in 1985 failliet.
Wat is er over?
De fabrieksgebouwen van Mi-Lock aan de Steensedijk in Hulst werden gesloopt. Het terrein kreeg een nieuwe bestemming voor wonen en detailhandel. In een kleine hal van de voormalige Clitex in Clinge begon de suikerwerkfabriek De Grens in 1984 met zijn bedrijf. Een schoorsteen en de sheddaken op een gebouw op het terrein aan de Tiberghienweg herinneren nu nog aan de textielfabriek die hier eerst stond. Een sheddak, zaagdak of zaagtanddak is een dakvorm die vooral bij uitgestrekte fabriekshallen werd toegepast. Bouwkundig gezien betreft het een reeks evenwijdige lessenaardaken, of vaker zadeldaken met ongelijke schilden. Met ramen in de noordelijke schilden verkrijgt men een gelijkmatige inval van daglicht, wat bijvoorbeeld in de textielindustrie van belang was. Enkele oude toepassingen, al vanaf de 14e eeuw, betreffen dan ook lakenhallen. Na de opkomst van kunstlicht koos men in de twintigste eeuw massaal voor goedkopere dakconstructies, maar architecten bleven het sheddak toepassen, soms vanuit hernieuwde belangstelling voor de voordelen van daglicht.
Heb je weleens goed gekeken naar zo'n schuin dak van een fabriekshal oftewel zaagdak? Deze industriële daken hebben een aantal slimme functies. Tijdens de industriële revolutie zijn er veel fabriekshallen gebouwd. Het was essentieel om natuurlijk licht te creëren in de hallen. De gloeilamp was nog niet uitgevonden, dus de arbeiders moesten het hebben van natuurlijk licht. Elke vierkante meter van de hal werd benut en overal moest dus licht zijn. Het probleem bij direct zonlicht is dat het kan zorgen voor schaduwplekken. Niet handig in een fabriekshal. De oplossing: schuine daken. Door een groot raam te plaatsen op de noordkant van het dak krijg je voldoende licht binnen zonder dat het zonlicht is. Deze dakconstructie wordt ook wel zaagtandvorm genoemd. Niet alleen weinig zonlicht was een voordeel, ook het regenwater kon snel van de daken aflopen. Daarmee minder wateroverlast en lekkages. Sneeuw gleed snel van de daken. En tenslotte, airco bestond toen nog niet, maar dankzij de dakramen die open konden werd er voor een natuurlijke ventilatie gezorgd.
Ouderlijk huis familie Horsten
Familie Horsten hebben gewoond in Tilburg in de Kruisstraat 12 en Veldstraat 24. vijf september 1919 gingen ze wonen in de Veldstraat.
Deze woning is gelegen aan de Kruisstraat nr. 12 in Tilburg in de buurt Besterd. Deze twee-onder-een-kap-woning uit 1908 is 129 vierkante meter groot.
Veldstraat links nr. 24 en rechts nr. 35
Veldstraat nr. 24 links en nr. 35 rechts
In de Tilburgse Veldstraat in de Wijk het Goirke zijn deze woningen afgebroken. De huizen en de straatnaam zijn verdwenen. De straat kennen we sinds 1974 als de Pastoor van Beurdenstraat.
Dit zijn de foto's die in het jaar 1958 zijn genomen.
Veldstraat nr. 24 en nr. 26
Familie Horsten komen we regelmatig tegen in het genealogisch overzicht van familie Van Bavel. Op 21 augustus 1851 huwt mijn betovergrootvader Johannes van Bavel (1829-1908) Elisabeth Horsten (1825-1886). Zijn zus Josina Petronella van Bavel (1824-1892) huwt op 19 juni 1856 met de broer van Elisabeth Horsten, namelijk Jacobus Horsten (1828-1919). Zie pagina 'Genealogie van Bavel'. Hieronder een verkorte versie van de stamboom Horsten met als startpunt Elisabeth Horsten:
Elisabeth Horsten *07-03-1825 + 26-02-1886 g/m Johannes van Bavel
dochter van
Wilhelmus Horsten *17-11-1796 +21-02-1873 g/m Wilhelmina van den Berg
kleindochter van
Joannes Baptista Horsten *22-08-1759 +04-04-1816 g/m Johanna Venmans
achterkleindochter van
Josephus Adriaan Horsten *31-01-1735 + 1786 g/m Isabella Schaepsmeerders
achterachterkleindochter van
Wilhelmus Horsten *1706 g/m Maria Appels *1710
Voor tante Cor geldt de volgende stamboom:
Cornelia Joanna Maria Horsten *22-07-1906 +07-06-1977, 70 jr. g/m Theodorus van Bavel
dochter van
Johannes Norbertus Horsten *01-06-1871 +02-12-1955, 84 jr. gehuwd 05-10-1904 met
Maria Anna Brokken *06-09-1876 +13-11-1967, 91 jr.
kleindochter van
Johannes Franciscus Horsten *20-11-1842 +12-05-1906, 63 jr. gehuwd 09-05-1867 met
Maria Elisabeth Bertens *16-01-1841
achterkleindochter van
Cornelis Horsten *06-09-1802 +23-05-1878, 75 jr. gehuwd 18-04-1839 met
Gerarda Klijsen*04-09-1805 +04-08-1886, 80 jr.
achterachterkleindochter van
Wilhelmus Horsten *rond 1773 +01-03-1852 gehuwd 30-04-1798 met
Petronella Melis *rond 1774 +01-05-1814
achterachterachterkleindochter van
Adriaen Willem Horsten *25-08-1743 + voor 1802 g/m Maria Catharina Huijbertus Seegers *1743 +24-02-1802
4x achterkleindochter van
Wilhelmus Horsten *Den Dungen g/m Anthonetta Jan de Bruijn en later op 22-10-1742 in Tilburg met Marie van Gorp *rond 1723
Het gezin van tante Cor met haar ouders Johannes Norbertus Horsten en Maria Anna Brokken bestond uit de volgende kinderen:
- * 05-07-1905 +16-11-1991, 86 jr. Elisabeth Maria Cornelia Horsten g/m Johannes Henricus Marie van de Camp *10-05- 1905 *26-09-1983 (zie onder bidprentje en begraafplaats).
- * 22-07-1906 +07-06-1977, 70 jr. Cornelia Joanna Maria Horsten (tante Cor).
- * 22-04-1908 +26-11-1918, 10 jr. Franciscus Joannes Antonius Horsten, doodsoorzaak pneumonie, zie doodsakte.
- * 22-06-1912 +05-01-1969 Gijsbertus Adrianus Franciscus Horsten g/m Maria (Mia) Agnes Smeets.
- * 19-11-1917 *03-09-1921, 3 jr. Josephus Johannes Horsten, doodsoorzaak pneumonie crouposa (migrans) (duplex), zie doodsakte.
Begraafplaats Broekhoven, Professor Lorentzstraat Tilburg
J.Th.G.M. van de Camp 1946-1968
RK Begraafplaats Broekhoven
Professor Lorentzstraat 26, Tilburg
De zoon van het echtpaar Johannes Henricus Maria van de Camp en Elisabeth Maria Cornelia Horsten: Johannes Theodorus Gijsbertus Maria van de Camp *1946 +06-05-1968 is op 22-jarige leeftijd bij een scooterongeluk overleden. Zijn bijrijdster F. Horvers raakte zwaar gewond. Mijn moeder had kort daarvoor achterop met hem op de scooter gezeten.
Familie Horvers heeft gewoond in de Baron Lamswaerdelaan 39 in Tilburg, vlak bij waar het ongeluk plaatsvond. Familie van de Camp heeft gewoond in de Raiffeisenstraat 52 Tilburg. Ik ga ervan uit dat Johannes van de Camp met zijn scooter zijn vriendin F. Horvers heeft opgepikt om samen om half negen in de ochtend richting werk te gaan.
Gezinsblad 11
Theodorus Johannes Cornelis Dionysius van Bavel
(*09-10-1913 + 16-11-1997)
gehuwd met
Cornelia Joanna Maria Horsten
(*22-07-1906 +07-06-1977
Theo en Corry zijn in het huwelijk getreden in Tilburg, parochie het Goirke in de St.-Dionysius kerk op woensdag 26 januari 1938.
Kinderen uit dit huwelijk zijn:
- Petrus (Peter) Johannes Theodorus Gijsbertus van Bavel *22-12-1938 Tilburg +28-04-2011 Rhenen, 72 jaar oud, g/m Maria Josephine Ignatia, Jacqueline Koppendrayer.
- Johannes (Joop) Helenus Franciscus Maria van Bavel *15-08-1943 +18-06-2000, g/m Vera de Bruyn.
- Helena (Leny) Anna Cornelia Maria van Bavel *08-02-1945.
- Anna (Annelies) Elisabeth Helena Maria van Bavel *28-11-1948 g/m J. de Schrijver *22-07-1942 Hontenisse +30-07-1979, 37 jaar oud, later gehuwd met Ronald.
- Gijsbertus (Bert) Theodorus Franciscus Josephus van Bavel *28-11-1948 Tilburg.
- Joanna (Hanneke) Helena Anna Martina van Bavel *10-08-1950 Tilburg +28-07-2023 Hulst, 72 jaar oud, g/m W.A. de Gucht *1948 +16-02-2018 Hulst, 80 jaar oud.
Corry was een dochter van Johannes Norbertus Horsten en Maria Anna Brokken.
Stamboom van Theodorus van Bavel:
- Geboren op 9 oktober 1913 - Tilburg, NB, NLD, leeftijd bij overlijden 84 jaar
Ouders
- Petrus Petronella van Bavel 1888-1965
- Helena Maria van Gorcum 1882-1962
Broers en zusters
- Johannes Petrus Maria van Bavel 1914-1915
- Cornelia Petronella Maria van Bavel 1915-1917
- Joannes Franciscus Maria van Bavel 1917-1984
- Cornelia Andrea Maria Corry van Bavel 1918-1987
- Nicolaas Leonardus Maria van Bavel 1920-1997
- Petrus Maria van Bavel 1921-1921
- Martinus Petrus Maria van Bavel 1922-1990
- Dirk Johan van Bavel 1925-1987
Voorouders:
Johannes van Bavel 1858-1936
Adriana Vermeer 1860-1929
Cornelis Johannes van Gorcum 1851-1928
Theodora Maria van de Leur 1850-1915
Foto's
Theo als getuige bij het huwelijk van mijn ouders in 1947
Huwelijk van mijn ouders op 1 juli 1947 en ook zij droegen de namen Theo en Cor
Akten en bidprentjes
Mijn vrouw Resie voor het graf van ome Theo met onze zoon Jelto en dochter Kyra
Bericht uit de krant:
Overledene:
Partner: Cornelia Joanna Maria Horsten
Maak jouw eigen website met JouwWeb